Hollands Maandblad. Jaargang 2005 (686-697)(2005)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] Einde Mark Boog Zo te zeggen: ‘einde’. Op deze manier. Leegte dwaalt door het huis als elke avond, geluiden gaan liggen, minder en minder waren de woorden, steeds minder, maar zo, precies zo, is het raak. Buiten verdwijnt ervan. Vogels verdringen zich om weg te raken. Als betrapte slangen zijn de bitse conclusies. Niemand laat zijn liefde zo te kijk staan, niemand behalve iedereen. Liever nog beklommen we mestvaalten, bezwommen we de beerput van het doodgewone leven, liever leden we. Maar het is te laat, en nergens treurnis. [pagina 10] [p. 10] Dit mag Dit mag een troosteloos bestaan zijn, kierend, krakend, tot de nok gevuld met oud en muf de adem van verliezers, dit kan leven zijn dat schilderachtig krimpt, dat kreunt, scheef als een deur in haar hengsels, een oude schuur van rotte planken, waardoorheen woestijnwind, huilend, krassend, dit mag weinig zijn: we zijn er toch maar. We staan zij aan zij, verbonden in verval, een straat, vergroeien langzaam en verwonderd. [pagina 11] [p. 11] En het vlees En het vlees werd woord, en de huid bleef achter langs de weg, die zinderde van hitte, die het land doorsneed, de einder aanwees; de huid verdroogde als een schaduw maar was meer, zoals pas later bleek, een pantser, tussen woord en wereld de gebrekkige verbinding. Het bidden van de vogels boven het spiernaakte woord deed het opstaan en vertrekken. Nooit viel de nacht, nergens wolken of beschutting en het zonverbrande woord rilde, begreep dat het menens was, eindelijk echt, vergeten was de huid. [pagina 12] [p. 12] Vorige Volgende