laten, behoren de gedichten die Coleridge tot 1797 wrochtte (de bewering dat zijn poëtisch werk in vlagen van spontaniteit tot stand kwam, is niet vol te houden), niet tot zijn beste of meest tot de verbeelding sprekende scheppingen. Afgezien van de obligate jeugdgedichten met de obligate euvels die geschriften van pubers en adolescenten kenmerken, betreft het werk dat strak was ingebed in de achttiende-eeuwse traditie en zich dan ook nauwelijks onderscheid van wat destijds poëtisch gemeengoed was. Coleridge grossierde in allegorieën met een filosofische, moralistische of pedagogische inslag, waarin het wemelde van de personificaties.
Uitzondering hierop vormde één groep gedichten die bekend staat als de conversation poems. Deze gedichten onderscheidden zich van wat gangbaar was in de achttiende eeuw doordat Coleridge zich niet bediende van een ‘dichterlijke’ taal, maar omdat hij, naast een wat vrijere vorm, een meer alledaags vocabulaire gebruikte.
In de periode van september 1797 tot en met september 1798, in wat vaak zijn annus mirabilis wordt genoemd, kwam Coleridges genialiteit abrupt en kortstondig tot bloei. Dit was het gevolg van de gecombineerde werking van levensgeluk, poëtisch vermogen, geestdrift en werklust. Een plotselinge eruptie van de verbeelding instigeerde de productie van drie opzienbarende en wonderbaarlijke gedichten, die afweken van alles wat Coleridge tot dan toe had geschreven, ook van zijn conversation poems. Het betrof ‘Kubla Khan’, ‘The Rhyme of the Ancient Mariner’ en ‘Christabel’.
Daarnaast culmineerde de samenwerking tussen William Wordsworth en Coleridge in oktober 1798 in de uitgave van de Lyrical Ballads, een verzameling gedichten waarvan dikwijls is gezegd dat deze het begin markeerde van de romantische beweging in Engeland (vandaag de dag wordt dit nog wel eens betwist, al was het maar uit de behoefte een heilig huisje omver te werpen). Coleridges bijdrage aan de eerste editie van Lyrical Ballads bestond uit ‘The Rhyme of the Ancient Mariner’, ‘The Foster-Mother's Tale’, ‘Lines left upon a Seat in a Yew-tree which stands near the Lake of Esthwaite’, ‘Lewti; or the Circassian Love Chant’ en ‘The Dungeon’. Het eerste gedicht was de opening van de bundel en nam ruim vijftig bladzijden in beslag van de tweehonderd bladzijden waaruit het boek bestond. ‘The Ancient Mariner’, zoals het bekend is geworden, is het gedicht waaraan Coleridge - overigens terecht - zijn roem dankt, zij het dat die waardering lang op zich heeft laten wachten. In zijn eigen tijd was hij bekender door gedichten zoals ‘Love’, door zijn lezingen en door zijn filosofische en theologische werken.
Op de dag dat ‘Lyrical Ballads’ werd uitgegeven was Coleridge samen met broer en zus Wordsworth onderweg naar Duitsland. De belangstelling van Coleridge voor het werk van de Duitse filosofen en theologen van die tijd vormde de hoofdreden voor de onderneming. Maar de reis was ook symptomatisch voor een andere kant van zijn persoonlijkheid. De tocht naar Duitsland, met achterlating van vrouw en kind in Engeland, voorafschaduwde ook de onrust en neurotische rusteloosheid die de dichter gaandeweg steeds meer parten zou gaan spelen. Hij leed bovenal aan een onvermogen om lang dezelfde mensen om zich heen te hebben. Het zou tot 1816 duren voordat hij zich in Londen vestigde en over een vaste verblijfplaats beschikte (zij het ook weer als inwonende bij barmhartige lieden die zich zijn lot aantrokken).
Het verschijnen van Lyrical Ballads en het vertrek naar het continent markeerden ook het begin van een afnemende hartstocht van Coleridge voor de poëzie. Tijdens zijn verblijf in Duitsland schreef Coleridge nauwelijks eigen poëtisch werk (wel vertaalde hij gedichten uit het Duits). Andere activiteiten kwamen ervoor in de plaats, zoals de studie der wijsbegeerte en godgeleerdheid. Maar zijn ‘imaginative power’ voor de poëzie ebde geleidelijk weg.
Gaandeweg begon het Coleridge te dagen - en dit gevoel moet hem bij tijd en wijle tot wanhoop hebben gedreven - dat hij niet langer bij machte was om meesterwerken als ‘Kubla Khan’, ‘The Rhyme of the Ancient Mariner’ en ‘Christabel’ voort te brengen. Het moeizame gedoe om ‘Christabel’ te voltooien (‘Every line [van deel twee] has been produced by me with labor pangs’) blijkt daarvan het vege teken. Omdat ‘Christabel’ onvoltooid bleef, besloten Wordsworth en Coleridge in 1800 om het gedicht niet op te nemen in de tweede uitgave van ‘Lyrical Ballads’, een besluit dat zij weliswaar samen (of liever gezegd: gedrieën, want Dorothy Wordsworth besliste ook mee) hadden genomen, maar dat Coleridge niettemin ontmoedigd moet hebben.
Omstreeks deze periode liet Coleridge zich steeds vaker openlijk ontvallen dat hij de poëzie zou afzweren. Hij verklaarde de dichter in zich-