het licht van dat middelpunt. Dickinson heeft dit ‘Circumference’ blijkbaar omarmd, niet als filosofische abstractie maar als metafoor voor het ‘overal-en-nergens’ zijn van de dichterlijke verbeelding, van ‘levende’, ‘ademende’ creativiteit.
Ik denk dat de klankcadans van ‘Circumference’ haar lokte, - maar ook de beeldenrijkdom die het woord als concept met zich meebracht, en de mogelijkheden die dit opende om haar eigen creatieve experiment voort te zetten. ‘I dwell in Possibility -’, schreef ze in een beroemd geworden gedicht uit alweer datzelfde jaar 1862, ‘A fairer House than Prose - / More numerous of Windows - / Superior of Doors -’. De derde en laatste strofe luidt: ‘Of visitors - the fairest - / For Occupation - This - / The spreading wide my narrow Hands / To gather Paradise -’.
‘Possibility’ is hier synoniem met poëzie, en poëzie was haar roeping, besefte Emily Dickinson omstreeks deze tijd. En zie, ‘Circumference’, dit ‘spreading wide... to gather’ was haar allesomvattende ‘bezigheid’.
Dat poëzie een hachelijk en eenzaam avontuur kon zijn, dat wat ze onderging en onder ogen zag lang niet altijd ‘paradijselijk’ was, wist Dickinson van jongs af aan. Scepsis was een bestanddeel van ‘possibility’, evenals wanhoop, pijn en verlies. Haar poëzie is doortrokken van zowel verlangen als vervreemding, ‘anguish’ en ‘delight’, ‘transport’ en ‘pain’ - een dubbel bewustzijn dat zich articuleert in existentiële lyriek, in paradox en diepe ironie. Soms zijn hier maar twee woorden voor nodig, ‘Heavenly Hurt’ bijvoorbeeld, ‘Granite lip’, of ‘Quartz Contentment’.
Hoe intens Dickinson zich de duizelingwekkende dimensies van ‘Circumference’ kon voorstellen, en hoe onverschrokken ze zich niettemin die richting bewoog, wordt duidelijk in een gedicht als ‘I saw no Way - The Heavens were stitched - / I felt the Columns close -’. De ‘ik’ voelt zich verloren, buitengesloten, ingesloten. Dan: ‘The Earth reversed the Hemispheres - / I touched the Universe -’. Wat gebeurt hier, keert de aarde zich binnenstebuiten of ondersteboven? En hoe is het mogelijk, hoe durft de ‘ik’ het universum, het heelal te beroeren, aan te raken - dat dan vervolgens openschuift: ‘And back it slid - and I alone - / A speck opon a Ball - / Went out upon Circumference - / Beyond the Dip of Bell -’. Dit klinkt als een reis waar niemand van weerkeert, ondernomen in twee vierregelige strofes!
Nu wordt ook begrijpelijker waarom Dickinson in haar poëzie zo dikwijls verwijst naar ‘Eden’ (‘Would the Eden be an Eden’, ‘Dear - Old fashioned, little flower! / Eden is old fashioned, too!’, ‘[...] As if this little flower / To Eden, wandered in -’, ‘Come slowly - Eden! / Lips unused to Thee -’, ‘Rowing in Eden - / Ah - the Sea!’, ‘Eden is that old fashioned House / We dwell in every day’). Het is het noodzakelijke middelpunt zonder welke ‘Circumference’ niet kan bestaan, brandpunt en centrum van zowel aardse als hemelse verrukkingen. Het is ook de hof, de gaarde van Dickinsons poëzie, haar ‘Possibility’ - toegankelijk voor publiek zonder hek, haag, of omheiningen.
Bij betreding van deze tuin krijgen we via ‘superieure’ ramen en deuren zicht op wat ‘Circumference’ behelst: alle fases en facetten van wat Dickinson ‘the haunted house of Nature’ noemde. Dit kon een lichtval zijn, een soort stilte, of een plots dagende relatie tussen het nietigste bloempje, het kleinste schepsel enerzijds, en universele abstracties als ‘Grace’ en ‘Immortality’ anderzijds. De seizoenen, de continenten, de zeeën en oceanen, het heelal, het firmament, maar ook de krekels en bijen en vlinders, de bobolink en de kolibrie, klaver en lelie, paardebloem en roos - ze bieden even zovele ‘openingen’ naar een gebied, een domein voorbij plaats en tijd, uitgedrukt in mysterieus-alledaagse beelden als ‘Degreeless noon’, of de uitwaaierende symboliek van de (non)kleur wit in bewoordingen als ‘the White Election’ en ‘the White Exploit’.
Voor een geest, een ziel, een brein (alle frequent aanwezig in Dickinsons oeuvre), kortom voor een verbeelding die dermate centrifugaal opereerde, waren kamer, huis, en hof niet alleen een letterlijk eindeloze bron van inspiratie, maar vooral pure noodzaak als vast centrum. De Homestead en haar directe omgeving vormden Dickinsons aardse ‘Centre’, haar wereldse hof van Eden. Vanuit dat middelpunt kon ze de voortdurend wisselende elementen onderzoeken van een alomvattende omtrek, en zo haar poëzie van ‘Circumference’ bedrijven. Die gaat over wat rondom zicht biedt op wat ons mensen bezig houdt, en raakt derhalve aan zaken als schoonheid, waarheid, liefde, licht en duisternis, dood, leven, en (on)sterfelijkheid - en aan alles wat dit met zich meebrengt.