Zwabber
door Gerry van der Linden
‘Pak hem maar weer,’ zegt Iris.
Ik draai me om. Mijn sneakers piepen op het linoleum. Iris loopt naar een hoek van de gang en wijst met haar vinger naar de vloer. Ze hurkt. Haar dikke kont schiet naar achteren. Ze steekt haar vinger in haar mond, tikt ermee op de grond en houdt hem omhoog. Een pluisje stof kleeft aan de vingertop.
‘Dit bedoel ik nou,’ zegt Iris.
Strak kijk ik naar de vinger.
‘Heb je een nieuw doekje gebruikt?’
Ik knik van ja.
‘Dacht ik al.’
Met een lange, roodgelakte nagel strijkt ze een piek haar uit haar ogen en kijkt naar me op. Lang geleden heb ik een pop gekocht met zulke ogen. Een mooie pop in een mooie doos. Ik heb de pop in de doos op de bank gezet. Voor Samira. En voor de gasten. Ik loop naar de kar waaruit een grote zwabber steekt. Een draaikop. Ik trek het nieuwe doekje van de kop, stop het in de zak van mijn schort, en vis het oude kunststoffen doekje uit de vuilniszak die aan de kar hangt. Ik klop het doekje uit en druk het vast. Het stof dwarrelt rond. Achter mijn rug wordt een deur gesloten en een verpleegster draait de gang in. De pand van haar schort waait opzij. Ze draagt witte kousen als een bruid.
‘Moet ik rapporteren?’ zegt Iris, terwijl ze op de kar afstapt.
Ik voel mijn hoofd warm worden, alsof ik midden op de dag in de hete zon sta. De ogen van Iris staren naar de bult in mijn broek. Langzaam buk ik me, terwijl ik me met één hand aan de zwabber vasthoud. Een voor een raap ik de pluisjes stof van de grond en rol ze met duim en wijsvinger tot een kleine kluwen. Ik zie de handen van mijn vader geitenkeutels rapen en zijn vingers langs de droge aarde lopen. Ik zie de handen van mijn moeder het deeg kneden, de bleke hennaglans op haar vingers wanneer ze het meel uitstrooit. Ik zie de neus van de schoen van Iris.
‘Je bent een kameel, Saïd,’ zegt Hakim, terwijl hij de deur van het koffiehuis openduwt.
‘Nee, nog minder dan een kameel, een ezel! Je sjokt en sjouwt als een ezel. Je breekt je rug en dan krijg je een schop, oprotten! Ik ben niet zo stom, mijn ezels zijn rank met blauwe ogen en blonde haren als zand. Allah! Ze eten uit mijn hand. Ik geef ze mijn liefde en andere mooie dingen.’
Trots lachend kijkt hij om zich heen en klopt op de gulp van zijn broek.
Iris zucht en loopt weg. Haar billen draaien van links naar rechts in de strakke jeans. Haar blonde haren zwiepen mee op haar schouders en pats! Met vlakke hand slaat ze op de knop aan de muur. De deur zoeft voor haar open en de laatste bezoekers zwermen naar binnen, zoemen om mij heen en verdwijnen om de hoek van de gang. Ik ben moe. Mijn benen voelen zwaar als waterkruiken. Ik zie Samira in haar rode djellaba met een kruik op haar hoofd van de put naar huis lopen. Ik zie de twijg in mijn hand op de kruik tikken totdat hij wankelt, de vingers van Samira misgrijpen en de kruik in stukken op de grond valt. Haar rode djellaba plakt nat tegen haar lichaam en laat zien waarvan ik alle nachten heb gedroomd.