bruikte orakelbeenderen. Archeologen hebben er aanzienlijke hoeveelheden van teruggevonden en de ontcijfering van de archaïsche inscripties hebben sinds meer dan een eeuw cohorten van geleerden beziggehouden. Het is verre van mij om hun intellectuele inspanningen te bagatelliseren, maar de inhoud van de orakelbeen-inscripties is misschien minder overweldigend dan men zou hopen. Hier zijn enkele voorbeelden van wat de koningen en edellieden van het oude China van hun goden en voorvaders wilde weten:
- De koning droomde van witte runderen. Is er een ramp op komst?
- Is er kans op sterke wind tijdens de koninklijke jacht van vandaag?
- Kunnen we over vier dagen gaan vissen?
- Kiespijn. Is dat de schuld van Voorvader Yi?
- Is het goed dat we tien mensenoffers brengen aan Voorvader Yi?
Soms bestaan de inscripties uit diverse delen. Bijvoorbeeld eerst de vermelding van de datum: ‘Op die en die dag werd er door middel van een plastron gewicheld door de wichelaar Ke.’ Dan de vraag: ‘Vrouwe Hao gaat een kind krijgen. Wordt dat een blijde gebeurtenis?’ Vervolgens de interpretatie van het orakel: ‘De koning las de barsten en zei: “Wordt het kind op de vierde dag (van de tiendaagse periode) geboren, dan is het een blijde gebeurtenis; wordt het op de zevende dag geboren, dan is het een uiterst blijde gebeurtenis”.’ En ten slotte de uitkomst: ‘Dertig dagen later: de geboorte was geen blijde gebeurtenis; het was een meisje.’
Het lezen van de sterren, het interpreteren van het weer, en het duiden van de eigenschappen der dieren, had alles te maken met het observeren van de natuur. Het wichelen groeide daarom uit tot een soort orakelkunde, die zich ook rekenschap gaf van de wetten van de natuur - de wisseling van de jaargetijden, de groei van gewassen en dieren, enzovoort. Beetje bij beetje werd alles ‘verwetenschappelijkt’. Toen gedurende de twaalfde en elfde eeuw voor onze jaartelling grote politieke en culturele veranderingen die in China plaatsvonden, werden de orakelbeenderen vervangen door een meer mathematische wicheltechniek. Het positieve ‘yang’-element van groei en licht werd weergegeven door een ononderbroken lijn, en het tegendeel, het negatieve teruglopende en duistere ‘yin’-element door een gebroken lijn. Zo ontstond een systeem van combinaties van yin en yang-lijnen om aan de voornaamste aspecten van de kringloop der natuur gestalte te geven.
De basiselementen van dit systeem zijn de ‘acht trigrammen’ (bagua) die uit drie hele of gebroken lijnen bestaan. Door deze trigrammen aan elkaar te paren, ontstaan vierenzestig combinaties van zes lijnen (hexagrammen). Deze vormden de kern van de nieuwe wichelmethode van de Zhou-dynastie (1122-221 v.o.j,), zoals die is neergelegd in het beroemde orakelboek ‘De Veranderingen’ (Yi). Dit werk zou in het Westen, vooral door de vertaling van Richard Wilhelm met het voorwoord door C.G. Jung, als het Boek der Veranderingen of I Tsjing buitengewoon populair worden.
3 - confucius - Zijn familienaam was Kong, en hij werd in de omgang Kong fuzi (‘Meester Kong’) genoemd, wat door de Jezuïetenpaters in de late 16de eeuw werd gelatiniseerd tot ‘Confucius’. Er is de legende, en er zijn een paar historische feiten. Confucius leefde omstreeks 551-479 voor onze jaartelling (die jaren zijn meer traditioneel dan zeker) in het hertogdom Lu dat lag in wat nu zuidwest Shandong is. Hij was van adel, maar zijn familie was verarmd en dientengevolge werd hij leraar. Hij onderwees de jonge mannen van de ridderstand over wat ze behoorden te weten: de offerrituelen en de daarbij horende Klassieken, de wellevendheid, het dansen en de sport.
Confucius zag zichzelf als iemand die de traditie doorgaf en die uitlegde, maar die zelf niets uitvond. Alles draaide voor hem om het ritueel, want de riten en gebruiken hadden een morele strekking. ‘Zie niets, hoor niets, zeg niets en doe niets dat niet volgens het ritueel is,’ zei hij eens (Lunyu ‘Analecten’ - xii, i). Hij was ervan overtuigd dat ritueel niet een formaliteit is, maar iets dat dieper gaat en goede mensen van ons maakt. Rituelen vragen daarom de volledige inzet van onze persoon. Het ritueel bepaald wat wij zijn, en als wij ons voegen naar die gegeven identiteit, kan er niets mis gaan. Toen iemand hem eens vroeg waaruit een goede regering bestond, antwoordde Confucius: ‘Laat de heer heer zijn en de dienaar dienaar; de vader vader en de zoon zoon.’ (Lunyu xii, ii). Hiermee wilde hij zeggen dat een ieder moet zich gedragen naar de status die het Hemelse Lot hem heeft toebedeeld en die in het heilige ritueel wordt bevestigd. ‘De namen juist houden’ (zhengming) is zo de morele onderbouwing van de feodale ordening.