Dit leidt ertoe dat de journalistiek niet langer schift, zeeft en selecteert, maar verslaafd is geworden aan nieuws, hunkert naar nieuw, nieuwer, nieuwst breaking news. En dit leidt weer tot een pathologische drempelverlaging van wat nieuws is. De huidige journalistiek maakt van de journalist een nieuwsjunkie die steeds minder onderzoekt en wantrouwend wacht, maar meteen opgewonden raakt van alles wat niet verveelt. Hierdoor staat de grens tussen nieuws en trivialiteit serieus onder druk. Leukigheid lijkt immers het tegendeel van verveling en vertelbaar nieuws is snel gemaakt, want clichés, topoi, en platitudes vervelen nooit.
Dit werd niet alleen duidelijk na de moord op Theo van Gogh, toen de Nederlandse ‘kwaliteitsmedia’ over elkaar heen buitelden met koppen zoals ‘“Doe het niet, doe het niet” riep hij nog’ (NRC Handelsblad) - ‘Moord begin heilige oorlog in Nederland’ (de Volkskrant) - ‘Majesteit, spreek alstublieft uw volk toe’ (Algemeen Dagblad) - ‘Waarom zwijgt EU over Van Gogh?’ (NRC Handelsblad) - ‘Langs het ravijn van chaos en haat’ (de Volkskrant) - ‘Het is hier oorlog’ (Trouw) - ‘Bloedige botsing van beschavingen’ (NRC Handelsblad) - ‘Nederland staat in brand’ (NOS Journaal).
Die moord was schokkend, maar deze koppen zijn eveneens schokkend in hun idioom dat meer ontleend lijkt aan de antivervelingsfabriek Hollywood dan aan wat er destijds bekend was omtrent feiten en omstandigheden van het gebeurde. Hier is het ‘quod novi’ verdwenen achter de toon en taal van de literaire vertelling - de literaire vertelling van het niveau van een goedkope thriller wel te verstaan.
En we zagen het weer bij het overlijden van paus Johannes Paulus ii. Ook toen zorgde de journalistiek ervoor dat zij zichzelf en ons niet verveelde. Hoewel er in feite een oude, zieke man alleen en buiten beeld overleed (zoals hij ook alleen en buiten beeld was geboren), waren er meer dan honderd Nederlandse journalisten hals over kop afgereisd naar Rome om ons kond te doen van het ‘drama’, van de ‘tranen in de ogen’ (van steeds dezelfde Congolese nonnetjes), van de studenten (steeds dezelfde twee) die ‘om erbij te zijn’ naar de Heilige Stad waren gelift, en van de ‘spanning’ van het navolgende conclaaf, inclusief de catharsis van de witte rook.
Wie lag hier eigenlijk dood te gaan? Was het André Hazes? Was het ‘JR’ uit de tv-serie Dallas? Het was al niet meer van belang. De dood van de paus was een herkenbaar - althans in literaire termen herkenbaar - verhaal vol gemakkelijk verteerbare ‘emotie’, waarbij ook de media die van nature afstand bewaren van de rooms-katholieke kerkorganisatie schaamteloos mee likkebaardden. Het eindigde ermee dat de toegestroomde pers zichzelf tot onderwerp van het ‘nieuws’ verklaarde, en berichtte dat er ook hier een ‘record’ gebroken was. Me dunkt, een journalistieke zelf-analyse waard, deze plotse Nederlandse mediadevotie met een zonderlinge provinciale en nostalgisch-reactionaire ondertoon.
Wat ik probeer te zeggen, is dat het huidige journalistieke wereldbeeld gevangen is geraakt in een idioom. Dat idioom neigt voortdurend naar wat we onmiddellijk herkennen uit de literaire en filmische beeldtaal, en schift steeds minder tussen ‘quod novi’ en ‘quod vetus’, tussen wat werkelijk nieuws is en wat een oude platitude. De journalistiek heeft zo enkele basisingrediënten verloren: wantrouwen, afstand en scepsis tegenover wat zich voordoet. De conclusie is dat de explosie van mediatechnologie heeft bijgedragen aan een naïeve houding van de journalistiek tegenover haar eigen grondstof.
de moderne journalist - Van de drie vijanden van journalistiek is de moderne journalist het lastigst te bestrijden. Reeds in het jaar 2000 stelde een visitatiecommissie onder leiding van oud-voorzitter van de nvj M.M. de Bok in haar eindrapport Hoor en Wederhoor over de opleidingen journalistiek dat deze bepaald niet gebukt gingen onder een overdaad aan diepgang. Een deel van de afgestudeerde journalisten heeft, zo stelt de commissie, zijn diploma eigenlijk niet verdient, want lijdt aan ‘een zekere oppervlakkigheid’ (of ‘leidt’ aan die oppervlakkigheid zoals het Hoger Onderwijs Persbureau destijds deze conclusie ongewild maar treffend onderstreepte). De studenten journalistiek kunnen volgens de commissie ‘slecht verbanden leggen en analyseren’, sterker nog: ‘De belangstelling voor actualiteiten is vaak ver te zoeken, de taalbeheersing gebrekkig en het ontbreekt aan nieuwsgierigheid.’
Niet één Nederlandse krant heeft indertijd van deze conclusies melding gemaakt. Wel zijn er sindsdien diverse academische opleidingen journalistiek bijgekomen. Maar het feit dat steeds meer journalisten tegenwoordig doctorandus