Deze maand
‘Ik wil gezien worden door God,’ sprak de schrijver Willem Jan Otten aan de vooravond van de uitreiking van de Libris Literatuur Prijs waarvoor zijn roman Specht en zoon was genomineerd. Ik vraag mij af of God - indien hij bestaat, en als hij zich in dat geval inlaat met literaire onderscheidingen - toegekeken heeft toen de Prijs met bijbehorende 50.000 euro daags daarna toeviel aan Otten. En ik vraag mij af wat God dacht toen hij de tot het rooms-katholicisme bekeerde en naar nederige spiritualiteit hunkerende schrijver uitbundig zag juichen, alsof hij winnaar was van 50.000 euro en niet werd gelauwerd met een literaire blijk van waardering. Zou Hij wellicht hebben gedacht: is dit nu de idolisation van de literatuur, of was het programma ‘Idols’ slechts een slap aftreksel van de literaire werkelijkheid?
Het is echter waarschijnlijk dat de God van de Nederlandse schrijvers een benevolente God is, want ons land is immers rijk bedeeld met honderden literaire prijzen, en dat Hij zonder wrok of toorn allang had gezien dat het goed was zo. Ach, wie zou er niet uitbundig juichen als hij iets won, al was het een literaire wedstrijd? Want dat worden de culturele prijsuitreikingen in Nederland steeds meer. Wedstrijden met winnaars en verliezers. En met de bijbehorende spanning en speculaties vooraf. Een beetje zoals het bij de derby der Lage Landen toeging in de jaren vijftig.
Neem de uitreiking van de vsb-poëzie prijs (25.000 euro) verleden maand. Hierbij werd de spanning stap voor stap opgevoerd. De genomineerden werden stuk voor stuk naar voren geroepen en mochten voordragen uit eigen werk. Dit alles werd omlijst met muziek en een soort videokunst, die blijkbaar waren bedoeld om het moment suprème zo lang mogelijk uit te stellen. Toen de juryvoorzitter ten langen leste naar voren stapte om de envelop met de naam van de winnaar bekend te maken, was de atmosfeer in de zaal te snijden. Het was als bij de uitreiking van de Oscars: nadat de leden van de jury waren voorgesteld (zij ontvangen een honorarium van 1500 euro voor het lezen van de 84 ingezonden bundels - die van de Libris Prijs beuren 5000), haalde de juryvoorzitter langzaam de kaart met de naam van de gelukkige uit de envelop, en sprak ‘And the winner is...’, of woorden van gelijke strekking. Toen de naam van de winnaar dan eindelijk bekend werd, was er de collectieve catharsis: explosief applaus, gejoel, omhelzingen, bloemen. Het was... net echt.
In werkelijkheid was de winnaar van de vsb-poëzie prijs 2005 (Arjen Duinker) reeds lang en breed bekend. Al de genomineerden wisten daags tevoren dat zij (al dan niet knarsetandend of met jubelend hart) een toneelstukje zouden opvoeren. Dit gaf Duinker ook de gelegenheid te piekeren over een acceptatierede die verteerbaar en hanteerbaar was voor de radio en televisie, die rechtstreeks verslag deden van de literaire wedstrijd die een toneelstuk was. Het valt te vrezen dat de belangstelling van de journalistiek voor de literatuur precies en uitsluitend het wedstrijdelement betreft. En wellicht geldt zulks ook voor een breder publiek dan de journalistiek. Niet voor niets is in het huidige taalgebruik de formulering ‘het winnen van de prijs’ binnengeslopen als het gaat om literatuur, in plaats van ‘onderscheiden worden met’.
Indien er een literaire God bestaat, en als hij zich in dat geval inlaat met literaire onderscheidingen dan weet hij in elk geval dat niets menselijks schrijvers en poëten vreemd is, zelfs niet als zij bekeerd zijn en naar verdieping zoeken. Het zal u niet verbazen dat Hollands Maandblad hardnekkige twijfels koestert over Gods existentie, maar geenszins opkijkt van Zijn vaststelling aangaande schrijvers en poëten. - bb