voorgedragen als lid van de Europese Commissie werd hij overigens getroffen door een veto van de Fransen en de Nederlanders.
Uiteindelijk werd hij maar naar het Europees Parlement gestuurd. Mij sprak hij telkens aan met het verzoek aan de Nederlandse autoriteiten door te geven dat ze de drie nog zittende oorlogsmisdadigers in Breda moesten vrijlaten. Hij kon maar niet begrijpen hoe ik zoiets kon weigeren, ik was toch fractiesecretaris en diende in die positie toch orders uit te voeren.
Misschien minder fanatiek, maar met een even grote plank voor zijn kop, was zijn landgenoot Lothar Krall. Reeds de entree van hem in de fractie deed dat vermoeden. Het was de gewoonte van elk nieuw lid het curriculum voor te lezen. Zelden heb ik toenmalig fractievoorzitter Kees Berkhouwer in verlegenheid gezien, maar bij het voordragen van het door het nieuwe lid zelf opgestelde levensbericht moest hij zichzelf vermannen om door te kunnen lezen. Het luidde als volgt: geboren in 1915; National Politische Ausbildung officiers-school 1935; Luftwaffe vliegeropleiding, deelname aan de raid op Rotterdam 1940 - IJzeren Kruis - deelname aan de Slag om Engeland - IJzeren Kruis met Lauwerkrans - in 1945 helaas gedwongen uit dienst te treden - 1950 herintrede in de Bundeswehr.
Krall was na de oorlog helikopterpiloot geworden en om zijn brevetten te behouden, moest hij vlieguren maken. Derhalve kwam hij, waar wij ook vergaderden, zo vaak hij kon met zijn helikopter. Telkenmale was hij dan vergezeld van een Fliegersergeant, die in uniform met rijbroek en laarzen op een stoeltje buiten de fractiekamer zat te wachten. Zodra de fractievergadering was aflopen, marcheerde Krall naar buiten en riep: ‘Sergeant, wir fliegen!’ Die sprong dan met hakkengeklap op, en gezamenlijk marcheerden zij bijna in ganzenpas het Parlement uit.
Gelukkig zaten er naast leden met een zwart verleden ook heel wat oud verzetsmensen. De meest indrukwekkende onder hen was Altiero Spinelli, die als Communist al voor de Tweede Wereldoorlog was geïnterneerd. Hij wist net voor de oorlog van het eiland waar hij gevangen zat te ontsnappen en ging meteen in het verzet. Spinelli heeft nog met medeverzetsman Hans Nord een grote rol gespeeld bij de daadwerkelijke invulling van de Europese eenwording met een vrije interne markt.
Het Luxemburgse lid Frank Hansen was zelfs drager van de Amerikaanse Silver Star omdat hij als schooljongen tijdens het Ardennenoffensief niet alleen als gids was opgetreden maar zelfs had meegevochten. Klaus von Stauffenberg was de zoon van de pleger van de aanslag op Hitler en was als middelbare scholier zo afgetuigd door de Nazi's dat hij er nog steeds de gevolgen van ondervond.
Een parlementslid dat ook de geschiedenis echt had meegemaakt was Lord Gladwyn. Oorspronkelijk heette hij Hubert Gladwyn Jebb. Hij was als een der laatste Engelsen in de erfelijke adelstand verheven, hetgeen naar zijn eigen zeggen volkomen terecht was. Zijn familie had immers eigenlijk allang adellijk moeten zijn, maar hun landbezit lag nu eenmaal in zo'n uithoek van het Britse eilandenrijk dat niemand er aan gedacht had hen tot Lord's te benoemen.
Gladwyn was na Eton en Oxford diplomatiek secretaris van Winston Churchill geworden. In Straatsburg hingen in de gangen van het Palais de L'Europe foto's van belangrijke gebeurtenissen. Ook van de Conferentie te Jalta in februari 1945. Als we daarlangs liepen, placht Gladwyn achteloos te zeggen: ‘Kijk, daar heb je Winnie, Uncle Joe (Stalin), Roosevelt - en mij natuurlijk.’
Over de conferentie van Jalta had hij ook een artikel in Encounter geschreven waarin de hachelijkheid van diplomatie in oorlogstijd even stoïcijns als scherp was verwoord. ‘Toen we op Cyprus in ons Havilland-vliegtuig aankwamen,’ noteerde Gladwyn, ‘bleek een van de drie kisten uit het konvooi het niet gehaald te hebben. Dat was heel jammer, want daarin zat mijn oude school- en studievriend Dicky Ponsonby. Overigens kregen we op Cyprus een heerlijk ontbijt bestaande uit......’
Galdwyn was vanouds lid van de Conservatieven, maar nadat die hem voor de post van minister van Buitenlandse Zaken hadden gepasseerd, had hij zich uit dépit aangesloten bij de Liberalen. Zo kwam hij bij ons in de fractie. De meeste debatten over kwesties als de regelgeving voor de kantelinrichting van landbouwwerktuigen op wielen interesseerden hem niet bovenmatig. Dan draaide hij zijn ogen zodanig dat alleen het wit te zien was. Dit bleek een effectief wapen tegen vervelende sprekers! Maar als het over de ‘grote politiek’ ging, was hij zeer betrokken. Doorgaans begon zijn commentaar in de trant