‘Braak,’ denk ik en ik wil roepen: ‘Ik wil niet op het goede spoor!’ Ik wil niet in een te duur nieuwbouwhuis met senseo crema en drie net niet leuke kinderen en een schoonmoeder. Ik wil niet elke dag om half acht in de trein naar Gouda. Bij sommige mensen werkt het niet op die manier. Misschien is het beter als ik dood ga. Er zijn genoeg mensen die jong doodgaan.
‘Nee, natuurlijk niet,’ zeg ik.
‘Wat natuurlijk niet,’ vraagt hij.
‘Natuurlijk kunt u me niet gelukkig maken. Dat moet ik zelf doen.’
‘Ja,’ zegt hij. ‘Je zegt het wel heel stellig.’
‘Sorry,’ zeg ik.
‘Met die man valt niet te praten,’ denk ik. Ik moet grijnzen om mijn eigen grap.
‘Waarom lach je?’ vraagt hij.
‘Niets hoor,’ zeg ik. Wat moet je vragen bij de balie van het riagg: ‘Ik wil een psycholoog, maar wel een beetje een grappige.’
Hij vraagt of ik mezelf wil tekenen op het bord dat aan de muur hangt.
‘Ik kan niet tekenen,’ zeg ik.
‘Dat hoeft ook niet,’ zegt hij. ‘Ik ben benieuwd hoe jij jezelf ziet.’
Ik sta voor het bord met een stift in mijn handen. Ik denk na over hoe ik mijzelf moet tekenen, maar de moed zakt me in mijn schoenen. ‘Hoe leg ik het hem uit,’ denk ik.
De klok aan de muur tikt verder. Tien minuten verstrijken.
‘Waar denk je aan?’ vraagt hij.
‘Nou,’ zeg ik. ‘Ik kan echt niet tekenen.’
‘Ik zei net al dat het daar niet om gaat.’
‘Ja, maar, het probleem is, dan teken ik mezelf en dat is al niet zo mooi, want ik ben niet zo mooi, maar omdat ik het teken en ik niet kan tekenen, is het nog lelijker. En ik wil niet dat u denkt dat ik mezelf zo lelijk vind, want zo erg is het niet. Dan lijkt het veel erger dan het is.’
‘Kom dan maar weer zitten.’
‘Hoef ik niet meer te tekenen?’
‘Nee hoor. Als je niet wilt tekenen, hoef je niet te tekenen.’
Ik moet hier weg.
De telefoon gaat. Ik kijk op de klok. Sinds ik terug ben van die man zit ik in mijn stoel voor me uit te staren. Het is donker geworden. De telefoon rinkelt opdringerig. Ik weet dat het mijn moeder is. Dat maakt het rinkelen nog dwingender. Als ik opneem zeg ik ‘Hoi mam.’
‘Hoe wist je dat ik het was?’ zegt ze verbaasd.
‘Dat kon niet anders,’ zeg ik.
‘Ik bel je om te vragen hoe het was, bij die meneer,’ vraagt ze.
‘Bij die meneer,’ vind ik wel prettig klinken. Anders wordt het helemaal zo serieus.
‘Hij zegt dat ik depressief ben,’ zeg ik. ‘Dat er erg veel gebeurd is de afgelopen maanden dat de dood van Harry een veel grotere indruk heeft gemaakt dan ik wil toegeven. Hij is wel heel serieus, hij doet me denken aan zo'n schaker uit het Oostblok.’
‘Hij hoeft ook niet grappig te zijn,’ zegt mijn moeder geïrriteerd. ‘Het is niet niks. Je bent depressief. Dat moet je serieus nemen.’
‘Ik denk dat het allemaal wel meevalt,’ zeg ik. ‘Mensen gaan nou eenmaal dood. Dat kan ik dan wel oneerlijk vinden, maar het is nou eenmaal zo.’
‘Huil je?’
‘Nee, ik ben gewoon verkouden.’
‘Alweer?’