bour met de Ierse katholieken. Britse katholieken, zoals deze nonnen, die heel bewust hun wortels zochten in de tijd voor de reformatie, voelden zich bij de twee grote partijen niet thuis. En dus stemden ze op de Liberalen.
Toen ik over mijn succes bij de nonnen in het vvd-blad schreef, wilde niemand mij geloven.
Dat er ook andere liberalen en andere verkiezingscampagnes bestaan, leerde ik in Italië. De Italiaanse Liberalen zijn nog opgericht door Baron Cavour, wiens stamslot bij Thonon les Bains in het Franse departement Haute Savoie staat, en die de stichter was van het Italiaanse Koninkrijk onder de hertogen van Savoye. Geen wonder misschien dat de partij louter bestond uit adel, grootgrondbezitters en bankiers. De partij is uiteindelijk in de operatie ‘Schone Handen’ mee ten onder gegaan, omdat leider Valerio Zanone als minister van Volksgezondheid slechts tegen betaling voor zijn partij toestond dat nieuwe ziekenhuizen werden gebouwd of anderszins contracten voor het ministerie werden gesloten.
Door Zanone's voorganger, Giovanni Malagodi, minister van Financiën en bankier werd ik regelmatig uitgenodigd aan Italiaanse campagnes mee te doen. Dat was niet alleen omdat ik net genoeg Italiaans spreek om een tevoren ingestudeerde redevoering te kunnen houden en omdat zijn aanhangers elitair genoeg waren om hun vragen in het Frans of Engels te kunnen stellen, maar vooral om de Europese gezindheid van zijn partij tot uitdrukking te brengen.
Voor die Europese gezindheid hadden zijn kiezers overigens nauwelijks enige belangstelling, maar in de publieke beeldvorming stond het chique om ook een echte niet-Italiaanse Europeaan ten tonele te voeren. En bovendien - ik geef het eerlijk toe - voor een jong aankomend lid van het Europees Parlement zoals ik toen was, is het niet onaangenaam om van het balkon van de middeleeuwse stadhuizen van steden als Perugia en Florence toch niet onaanzienlijke menigtes toe te spreken.
De eigenaardigste lokatie waar ik in Italië heb gesproken, was in een poppentheater in Milaan dat een getrouwe kopie is van de Scala. Het betrof een optreden voor de organisatie van ‘Donne Eletrici’. Dit zijn geen ‘elektrische vrouwen’, maar kiesvrouwen die een vereniging hadden opgericht in de tijd van het censuskiesrecht. In tegenstelling tot veel andere landen hadden in Italië vrouwen al vrij snel stemrecht, maar er waren er toch niet veel die konden voldoen aan de vereisten van grondbezit, belastingbetaling en een hoge functie.
Toen ik kwam spreken voor de Donne Eletrici, was hun voorzitter de gravin Beatrice Rangoni-Macchiavelli, inderdaad een nazaat van. In mijn oprechtheid - of naïviteit - kwam ik er slechts langzaam achter dat zij niet alleen een belangrijke financier van de Liberale Partij was, maar tevens een van de vele minnaressen van mijn beschermheer Malagodi. Ik ben wel eens in haar Romeinse flatje uitgenodigd. Tijdens de voorafgaande vergadering kwam ze voortdurend zenuwachtig binnenlopen onder de aankondiging dat we maar niet boos moesten zijn als we straks in haar flatje op de Piazza di Spagna, met uitzicht op de Spaanse trappen, een beetje op elkaar gepakt zouden zijn als we door de regen niet op het terras konden. Eenmaal daar viel het wel mee, het regende inderdaad, maar het dakterras was overkoepeld door een tentzeil zo groot als een voetbalveld, en in een van de acht salons, met in elk daarvan een in livrei gestoken bediende, hadden we ook nog wel gepast.
De meest geïnvolveerde campagne heb ik in Noord-Ierland gevoerd. In die tijd werd dit deel van Europa nog geplaagd door bomaanslagen, politieke moorden en andere gewelddadigheden, en ik betwijfelde enigszins of men wel zat te wachten op een Nederlandse Liberaal met een diepgewortelde afkeer van handtastelijkheden. Ik zou daar spreken in een campagne voor onze Liberale zusterpartij de Alliance Party, die als eerste politieke groepering het sektarisme trachtte te overbruggen. Nu ben ik niet gauw bang, maar dit kwam toch aardig in de buurt. Voor de vergadering in het meest gebombardeerde hotel van de wereld, het Europa Hotel in Belfast, werden we letterlijk uitgekleed en onderzocht op explosieven, terwijl je collega de dominee Paisley voor het hotel met zijn aanhangers schuimbekkend liep te demonstreren dat buitenlanders zich niet met Ulster moesten bemoeien.
Ik logeerde in het huis van de leider van de Alliance Party, dat met hekken, dubbele ramen, kettingsloten, lichten en een vervaarlijke hond werd bewaakt. Bovendien liep mijn gastheer dag en nacht met een pistool rond. Maar ja, dat zou