| |
| |
| |
Waarom wij faalden
Onze tien vergissingen in Irak
door Anthony Zinni
Onlangs kwam ik terug van een lezing die ik had gegeven aan studenten van de Universiteit van California in Los Angeles. Ik had geprobeerd daarbij een stap terug te doen van de actualiteit en een meer strategische visie te schetsen op het Midden-Oosten. Ik wilde hun zo een idee geven van alle kwesties en problemen in die regio door de ogen van de mensen die er dag in dag uit mee moeten leven, de Arabieren, de Israëliërs, en iedereen die gewoon woont en werkt in het Midden-Oosten.
Op de terugweg van die lezing werd ik overvallen door de gedachte dat de geschiedenis onherroepelijk zal oordelen over de Amerikaanse bemoeienis met de regio, over wat zich nu afspeelt in Irak en over hoe wij daar verzeild raakten. Natuurlijk is het - ondanks de soevereiniteitsoverdracht eind juni - nog te vroeg om te zeggen hoe dat oordeel zal uitpakken, want het is zeker dat het vooral bepaald zal worden door de afloop op lange termijn van de gebeurtenissen die zich nu ontvouwen.
Maar ik dacht ook aan de enorme hoeveelheid oordelen die al zijn geveld over wat er tot nu toe is gebeurd in Irak, en ook over de tijd dat ik als commandant van centcom (U.S. Central Command) verantwoordelijk was voor de toenmalige politiek van containment, ofwel indamming van Saddam Hoessein. En ik dacht bovenal aan de vergissingen die we hebben gemaakt in de aanloop naar de oorlog, tijdens de uitvoering ervan, en gedurende de nasleep waar we nu middenin zitten.
En ik dacht uiteindelijk dat de tijd wel degelijk rijp is om een oordeel uit te spreken over de tien cruciale vergissingen die we daar de afgelopen twee jaar hebben gemaakt.
Een duidelijk beeld van deze tien vergissingen helpt ons, denk ik, te begrijpen wat het oordeel van de geschiedenis zal worden, want onze tien vergissingen vormen het eerste deel van die geschiedenis.
de eerste vergissing - Ik denk dat de eerste vergissing is dat het succes van de containment, de indamming van Irak, volkomen verkeerd werd beoordeeld. Ik hoorde president Bush nog niet zo lang geleden zeggen ‘containment did not work’. Dat is simpelweg niet waar. Ik was - samen met alle bevelhebbers vanaf generaal Schwarzkopf tot en met mijn opvolger generaal Franks - verantwoordelijk voor de containment. En ik geloof eerlijk gezegd dat we behoorlijk goed werk hebben geleverd tot het moment van de oorlog aan toe.
In feite begon de politiek van indamming al tijdens de eerste Golfoorlog onder de vorige president Bush, die ten strijde trok op basis van een VN-resolutie en zich nauwgezet aan die resolutie hield door niet naar Bagdad op te trekken nadat het Irakese leger was verslagen. Daardoor kon hij de coalitie bij elkaar houden, en werd hij niet opgezadeld met de verantwoordelijkheid voor een land dat alleen maar een enorme last zou zijn voor onze politiek, voor onze militairen en voor onze schatkist - en dan heb ik het nog niet eens over de last voor onze positie in de regio. Door vast te houden aan de resolutie is de legitimiteit van die eerste oorlog door niemand betwijfeld, en het was dankzij diezelfde resolutie dat de sancties en de containment konden worden uitgevoerd.
Het handhaven van de sancties werd volgens mij behoorlijk efficiënt gedaan. Tijdens mijn jaren bij centcom in het Midden-Oosten waren er op geen enkele dag meer Amerikaanse soldaten in de regio dan er elke ochtend aan het werk gaan in het Pentagon. Dat is iets om goed tot je door te laten dringen. Ik bedoel letterlijk alle soldaten van de landmacht, marine, luchtmacht, corps mariniers, ondersteunende afdelingen, die allemaal bij elkaar opgeteld. Gemiddeld waren er in die tijd zo'n 23.000 Amerikaanse soldaten actief in de Golfregio - van de hoogste generaal tot de meest bescheiden keukenhulp. Met die
| |
| |
23.000 mannen en vrouwen hadden we greep op een immens gebied. Bovendien waren deze troepen niet speciaal uitgezonden naar het Midden-Oosten, neen, ze waren deel van het normale rotatieschema van alle Amerikaanse troepen wereldwijd. Ze kwamen uit Europa, of Azië, en na een tijd trokken ze weer verder. We hadden helemaal geen dure eigen organisatiestructuur nodig daar. We klaarden de klus met geleende troepen, en we leenden er wat meer of wat minder al naar gelang de situatie dat vroeg.
De regio was toen wat we in militair jargon een ‘economy of force theatre’ noemen: een gebied waar we slechts een beperkt risico hoeven te aanvaarden en toch militair actief kunnen zijn. Vergeet niet: we hadden zelfs geen eigen bases nodig. We maakten gebruik van de faciliteiten die werden aangeboden door onze bondgenoten in de regio. Die hoestten elk jaar zo'n 300 tot 500 miljoen dollar op in materiële ondersteuning: brandstof, proviand, water, ja, in feite alles wat we nodig hadden. Zo bouwde de regering van Saoedi-Arabië voor 240 miljoen dollar aan huisvesting voor onze troepen. En niet één keer als we actie ondernamen tegen Saddam, wanneer hij de sancties overtrad, of de wapeninspecteurs weer eens het land uitzette, niet één keer bij die gelegenheden werd ons verboden gebruik te maken van de bases of het luchtruim in de regio om die actie uit te voeren. Dankzij de VN-resolutie hadden we een wonderbaarlijk goede coalitie kunnen smeden, een coalitie die in stand bleef zonder formele verdragen en speciale overeenkomsten.
Iedereen lijkt het vergeten te zijn, maar dit was ook de tijd dat de leden van die coalitie als vanzelfsprekend schouder aan schouder met ons stonden in andere conflicten. Tijdens de vredesoperaties in Somalië werden we geholpen door de Egyptenaren, de Pakistani, de Saoedi's, de Koeweiti's, de Emiraten. En hetzelfde gebeurde tijdens het ingrijpen op de Balkan.
Kort gezegd: we hadden een magnifieke coalitie zonder precedent, en zonder ooit een handtekening te hebben gezet, behalve onder de VN-resolutie. En het belangrijkste was: we beteugelden Saddam. We zagen hoe zijn militair apparaat verschrompelde tot minder dan de helft van de omvang die het had bij de eerste Golfoorlog. We zagen hoe het overgebleven leger moest aanmodderen met verouderd materieel, met slecht getrainde troepen, met een verschrikkelijk laag moreel, en met groeiende desertie. We zagen dat de Irakezen helemaal geen formidabele strijdmacht meer hadden. In feite beschouwden we dat leger als een afbrokkelend zandkasteel.
Anderzijds is het waar dat we niet precies wisten wat er aan de hand was met de massavernietigingswapens. De inspecteurs die in Irak aan het werk waren, moesten ervan uitgaan dat de wapens die op de oorspronkelijke voorraadlijsten van Saddam stonden, nog steeds ergens rondslingerden. Dat was iets waarmee ook wij altijd rekening dienden te houden. Maar als je goed kijkt welke wapens het betrof, dan ging het om artilleriegranaten en korteafstandsraketten die dan mogelijk ergens verborgen waren, en daar snel verouderden. En als hij die dan ooit zou gebruiken, had hij ze moeten transporteren naar de artilleriestellingen en naar de posities van zijn raketwerpers. En dat in het volle zicht van onze luchtmacht, die totale beheersing had van het Irakese luchtruim. Ik zou verdomd ongaarne de artilleriecommandant zijn die de opdracht zou krijgen om morgen maar even vijf vrachtwagens vol chemische granaten uit te laden en af te vuren. Ik denk dat elke commandant in het veld donders goed wist wat er dan te gebeuren stond.
We konden in die tijd immers bombarderen wanneer en waar we wilden. Daarom voelde niemand in de regio zich bedreigd door Saddam. En daarom ook legde niemand in de regio ons iets in de weg bij het opleggen van de sancties. Sterker nog, veel landen in de regio hielpen ons actief met het uitvoeren van de sancties en de onderscheppingsoperaties om het smokkelen van olie en gas tegen te gaan.
Kortom: zeggen dat containment niet werkte, is niet alleen onjuist gezien onze ervaringen in de praktijk, maar ook onjuist als je het effect van de sancties zag op de troepen die tegenover ons stonden. In werkelijkheid - ik kan dit niet genoeg herhalen - zagen we in die jaren het Irakese leger voor onze ogen desintegreren. Het had helemaal niet de vuurkracht, de mankracht en het materieel waarover later zoveel ophef werd gemaakt, en die zogenaamd de ruggengraat zouden vormen van een ontzagwekkend militair apparaat.
Dit is derhalve onze eerste grote vergissing inzake Irak die de geschiedenis zal ingaan, het geloof dat de containment als politiek-militair instrument niet effectief is. Het werkte in elk geval bij de Sovjet-Unie, het werkte bij Noord-Korea,
| |
| |
lissabon
en het heeft ook elders gewerkt. Het is overigens geen prettig instrument om te hanteren. Er zijn voortdurend troepen nodig, en er zijn zeker ook momenten dat geweld nodig en onvermijdelijk is. Maar het staat eveneens vast dat indamming in alle opzichten minder kost dan het alternatief, zoals we nu aan den lijve ondervinden.
Daarbij wil ik nog een terzijde maken. Het proces van indamming zelf hielp mee de alliantie in de regio te versterken. We hadden troepen gestationeerd in al de zes landen van de Raad van Samenwerkende Golfstaten. Op die manier was iedereen in de regio als het ware zwanger van de sanctiepolitiek. Iedereen die erbij betrokken was, moest ook politiek meedoen. Dat waren de regels van het spel, en iedereen begreep die. En deze situatie creëerde een informele samenwerking bij het bewaren van de regionale veiligheid die voor een aanzienlijke stabiliteit zorgde. Ik denk dat we ten onrechte niet daarop hebben voortgeborduurd. Ik denk zelfs dat terwijl de Clinton Doctrine en onze betrokkenheid daar op zich goed waren, we die toch nooit ten volle hebben kunnen benutten door gebrek aan middelen en armslag.
| |
| |
Het Congres aarzelde daarover, maar was nu zeker de helft goedkoper uit geweest. Ik ben van mening dat de regionalisering van politieke problemen en het gebruik van militaire macht binnen dat concept van regionalisering om die problemen op te lossen een vruchtbaar idee is. We hadden dat in Afrika kunnen doen, we hadden dat in het Midden-Oosten kunnen doen, en ook elders.
de tweede vergissing - Ik denk dat de geschiedenis zal vastleggen dat onze strategie, dus het gehele politieke perspectief op het gebruik van onze militaire macht om bepaalde doelen te bereiken, in deze oorlog fundamenteel fout was. Elke oorlog is uiteindelijk een politieke oorlog, en ik geloof dat deze oorlog nog politieker is dan de Vietnam-oorlog. Eerlijk gezegd kon ik mijn oren niet geloven toen ik hoorde wat de voordelen van onze strategie zouden zijn. De regering betoogde dat de weg naar Jeruzalem langs Bagdad zou voeren, terwijl juist het tegenovergestelde waar is: de weg naar Bagdad voert langs Jeruzalem. Wie het vredesproces tussen Israel en de Palestijnen immers echt vorm weet te geven, zal verbaasd zijn hoeveel andere problemen daarmee dichterbij een oplossing komen.
En dan was er het idee dat we met open armen verwelkomd zouden worden door de Irakese bevolking. Dat dit volk van de ene op de andere dag de democratie zou omhelzen. Dit was ook deel van de veronderstelling dat onze strategie met deze oorlog het Midden-Oosten zou hervormen, opnieuw zou inrichten en voorgoed zou veranderen. Nou ja, dat is dan wel gelukt.
Onze tweede grote vergissing was dus ons eigen strategische concept voor deze oorlog. Die was geheel foutief. Al degenen die geloofden dat deze oorlog een katalysator zou zijn voor veranderingen - of zelfs revolutionaire verschuivingen - in de regio, krijgen meer gelijk dan ze voor mogelijk hielden. Alleen is het de vraag of die veranderingen zo positief zijn. Ik vrees dat deze plannenmakers niets begrepen van de regio, van de cultuur daar, van de omstandigheden, van de problemen die er spelen, en van de effecten die hun plannen op deze zaken zouden hebben.
de derde vergissing - Onze derde grote vergissing is er een die we precies zo hadden gemaakt in Vietnam. Ik bedoel dat we redenen voor de oorlog fabriceerden om steun van het publiek te krijgen. Ook dit keer werden we volgens mij regelrecht misleid. In werkelijkheid hadden we helemaal geen informatie over de dreiging van Saddam. Een maand voor de oorlog moest ik getuigen voor de Senaatscommissie Buitenlandse Zaken, en senator Lugar vroeg me rechtstreeks: ‘Generaal Zinni, bent u van mening dat Saddam een directe bedreiging vormt?’ Ik antwoordde: ‘Nee, helemaal niet. Er is geen directe dreiging. Zelfs niet iets wat daar op lijkt. Er is geen ernstige, geen groeiende, geen onmiddelijke, geen serieuze, geen zware en zelfs geen enigszins verontrustende dreiging. Er is niets van dat alles.’
Ik voorspelde toen dat de strijd met het verzwakte Irakese leger in drie weken voorbij zou zijn. Tommy Franks deed het nog beter, en had er slechts 19 dagen voor nodig. Hij heeft prachtig werk geleverd, net zoals onze troepen. Maar de reden om aan te vallen, dat er een directe dreiging zou zijn, was belachelijk. Welnu, hoe de geschiedenis daarover zal oordelen - dat onze informatie foutief was, of dat de informatie die we hadden zwaar werd overdreven - valt nog te bezien. Daarover denk ik het mijne.
de vierde vergissing - Onze vierde vergissing was dat we er niet in slaagden deze hele onderneming echt te internationaliseren. We moeten de eerste president Bush eren dat hij met zijn coalitie van 1991 een standaard heeft gezet die de gehele periode na de Koude Oorlog tot deze oorlog goed heeft standgehouden. Zijn gang naar de VN voordat we Saddam uit Koeweit zouden drijven, was niet eenvoudig. Er zijn toen geweldige diplomatieke inspanningen verricht om eerst het gebruik van geweld te autoriseren, en vervolgens om een van de meest opmerkelijke bondgenootschappen uit de moderne geschiedenis te smeden. Die coalitie omvatte Arabische landen, islamitische landen, Europese landen, net zogoed als landen uit het Verre Oosten en de rest van de wereld. Dit schiep een uiterst succesvol model voor internationale operaties, en als je erover nadenkt, dan werd dat model nagevolgd bij elke interventie waarbij wij nadien betrokken zijn geweest. En dat werkte. Het werkte in Somalië, in Haïti, in Bosnië, in Kosovo, in Oost-Timor. Er waren steeds varianten van het model, maar elke keer was in feite gebaseerd op de VN-resolutie die ten grondslag lag aan de eerste Golfoorlog.
| |
| |
Waar we ervan overtuigd waren dat we het voortouw moesten nemen, deden we dit omdat de VS nu eenmaal de enige zijn die het voortouw kunnen nemen, of omdat onze nationale belangen rechtstreeks in het spel waren. Maar we hadden elke keer een fantastische coalitie om ons heen. Toen ik in Somalië actief was, moesten we zelfs het aantal deelnemende landen beperken tot 26, terwijl er 44 aanmeldingen voor troepenzendingen waren. In Oost-Timor namen de Australiërs het voortouw, en waren wij de ondersteunende partij. Maar telkens was er de internationale autoriteit, de internationale legitimiteit van die VN-resolutie. Goed beschouwd is het zo dat elke keer als we militair succesvol waren in het afgelopen decennium er dus een VN-resolutie aan ten grondslag lag. Dat gold in 1991, en het gold ook voor het uitvoeren en met geweld opleggen van de sancties in Irak.
Rest de vraag waarom we geloofden dat het dit keer anders zou zijn. Waarom geloofden we eigenlijk dat dit keer, om de een of andere reden, de VN-inspecteurs hun werk niet goed of eerlijk deden? Waarom geloofden we nu dat de inspecteurs politieke oordelen gaven en geen feiten rapporteerden? Waarom waren Mohamed El Baradei en Hans Blix plotseling verdacht in onze ogen? En waarom hadden we eigenlijk zoveel haast om oorlog te voeren?
Wat ik zag gebeuren was een minister van Buitenlandse Zaken die werkte volgens een tijdschema van de diplomatie, waarin je dingen bereikt in een jaar of misschien zelfs twee jaar, terwijl de minister van Defensie op hetzelfde moment troepen in het veld bracht die binnen een paar maanden onherroepelijk in actie moesten komen, of ze zouden gewoon wegsmelten in de woestijn. Elke militair begreep allang dat die troepen daar niet waren om de diplomatie te ondersteunen, maar om oorlog te voeren.
de vijfde vergissing - De vijfde vergissing is dat we deze onderneming onderschat hebben. En ik geloof dat degenen onder ons die de regio kennen, voormalige bevelhebbers en commandanten van centcom voorop, dit ook beseften. Generaal Schwarzkopf zei al tegen iedereen die naar Bagdad wilde optrekken - en al zijn opvolgers hebben het hem nagezegd: je weet niet waar je aan begint. Je begint niet aan een avondvierdaagse, zoals sommige politici schenen te denken, en je begint ook niet aan een triomftocht langs straten vol met dansende mensen, zoals Chalabi ons wilde doen geloven. Je begeeft je in een probleem waarvan niemand de afmetingen en de diepten kent, en je gaat een enorme hoeveelheid leed en verdriet veroorzaken, en het gaat een enorme hoeveelheid tijd, geld en slachtoffers kosten.
Ik begrijp werkelijk niet hoe die onderschatting van deze oorlog kon ontstaan, je hoeft alleen maar naar Irak te kijken: een land dat nooit democratie heeft gekend, een land dat grote oorlogen en meer dan tien jaar sancties heeft ondergaan, een land dat verscheurd is langs etnische en religieuze breuklijnen, een land waarin vrijwel iedereen tegenover elkaar staat. Daarna moet je voor ogen houden welke taken je in dat land te wachten staan: en dan gaat het niet alleen om de feitelijke reconstructie van economie en infrastructuur, maar ook om het idee dat je daar van de ene op de andere dag een idyllische democratie kunt creëren. Dat idee was niet alleen ronduit belachelijk als zodanig, maar helemaal ridicuul gezien de tijd en de middelen die ervoor waren uitgetrokken.
de zesde vergissing - Onze zesde cruciale vergissing is misschien wel de grootste van allemaal. Dit was de enorme stupiditeit dat we de Irakese ballingen, de beruchte ‘Gucci Guerrilla's’ uit Londen, blind steunden en vertrouwden. We voeren met dichte ogen op hun ‘geheime informatie’ uit Irak. Ik moet daarbij zeggen - ere wie ere toekomt - dat de cia weinig geloof hechtte aan die informatie, dus het lijkt erop dat het ministerie van Defensie haar eigen geheime dienstje opzette om die ballingen te vertroetelen en hun informatie geloofwaardig te maken. In elk geval was het resultaat dat we opgescheept raakten met een groep die ons voorzag van ronduit slechte informatie. Het was deze groep die ons deed geloven dat we verwelkomd zouden worden met bloemen in de straten van Bagdad, het was deze groep die ons deed geloven dat het een avondvierdaagse zou worden.
Toen ik in 1998 getuigde voor het Congres, nadat mij de les was gelezen door senator McCain en al die hoogdravende senatoren die de Iraqi Liberation Act steunden, vertelde ik ze onomwonden dat die lieden niet geloofwaardig waren en dat ze ons zouden leiden naar iets waar we
| |
| |
enorme spijt van zouden krijgen. In die tijd waren ze aan het drammen over een plan dat erin voorzag dat Central Command luchtsteun en speciale troepen zou bieden als we hen in Irak zouden droppen. Daarna zouden zij dan fluitend naar Bagdad optrekken terwijl het regime voor hun ogen zou verkruimelen. Dat plan was opgezet door twee assistenten van de senaat en een gepensioneerde generaal. Toevallig was ik de bevelhebber van Central Command, maar niemand nam ook maar de moeite mij te vragen hoe mijn troepen daarbij zouden worden gebruikt. En ze waren nog lichtelijk verbaasd ook toen ik daarover uit mijn vel sprong.
De waarheid is dat de ballingen op wie wij blind voeren, geen enkele geloofwaardigheid hadden, noch in hun eigen land, noch in de regio. Sterker nog, ze waren niet alleen ongeloofwaardig, het was ook overduidelijk dat ze ons informatie gaven die vaak niet juist en niet nauwkeurig was. En toch geloofden we in hen. We namen ze aan boord en duwden ze in de regeringsraad, en waren verbaasd dat hun ontvangst door de Irakezen nou niet bepaald enthousiast was, om het mild uit te drukken.
de zevende vergissing - De zevende grote vergissing die we maakten was het gebrek aan planning. Tijdens de eerder genoemde hoorzittingen van de Senaatscommissie voor Buitenlandse Zaken waarbij ik moest getuigen, zat ik direct achter de groep planners van het ministerie van Buitenlandse Zaken en van het ministerie van Defensie. Tijdens de verhoren luisterde ik hoe ze hun ‘plan’ beschreven. Ik wist dat generaal Franks en centcom het militaire aandeel in de operatie competent zouden uitvoeren, en ik wist ook verdomd goed dat zij het veiligheidsvraagstuk zouden aanpakken, en dat we daarover een goed plan hadden. Maar ik hoorde niets dat ook maar de indruk gaf dat de politieke planners een voorstelling hadden hoe de politieke wederopbouw, de economische wederopbouw, de sociale wederopbouw, de infrastructurele wederopbouw voor dat land na de oorlog moest worden aangepakt.
Ik denk oprecht dat het gebrek aan planning fataal was. Het idee dat je zoiets kunt doen op de achterkant van een envelop, en dat je een land na een oorlog al improviserend kunt opbouwen, dat je daarvoor slechts een handjevol mensen op het laatste moment nodig hebt, was ronduit belachelijk.
Het pijnlijke is dat we al tijdens mijn jaren bij centcom studeerden op de wederopbouw, en ook daadwerkelijk een plan ontwikkelden, omdat ik wel begreep dat als het zover was, wij als militairen ermee opgezadeld zouden worden. In mijn overtuiging hadden we daarvoor zeer omvangrijke teams van specialisten nodig voor elke provincie van Irak, dus 18 echt grote wederopbouwteams. Ik denk daarbij aan de omvang van de voorlopige regeringsraad, maar dan voor elke provincie zo'n raad.
de achtste vergissing - De achtste vergissing was de onvoldoende omvang van de troepenmacht op de grond. In mijn eigen militaire plan voor Irak had ik voorzien in veel meer militairen die operationeel actief zouden zijn. Ik weet dat dit plan is voorgelegd, maar volgens de minister van Defensie was het ‘oud en beschimmeld’. Nou, eerlijk gezegd vond ik het nogal nieuw en fris, en vooral omdat er veel meer militairen in het veld geweest zouden zijn. En dat zou een verdomd stuk effectiever zijn geweest om de boel daar snel onder controle te krijgen.
De extra divisies die ik Irak in wilde sturen zouden juist niet bedoeld zijn om de Republikeinse Garde te verslaan, maar uitdrukkelijk om de veiligheidssituatie te bewaken, omdat wij terdege beseften dat er chaos zou ontstaan na de val van een autoritair regime als dat van Saddam Hoessein.
de negende vergissing - De negende fout die we maakten, was de ad-hoc-organisatie die we daar in Irak neersmeten. Niemand kan mij vertellen dat de Voorlopige Regeringsraad enig idee had over haar structuur of bezigheden toen ze begon. Het waren in feite 144 volstrekt willekeurige personen die bij elkaar geschraapt waren uit allerlei ambassades op alle uithoeken van de wereld. Ik ken zelf de mensen die zo'n ambassade binnen liepen, iemand aanwezen en die dan in de Regeringsraad duwden. Vergeet niet dat die raad pas volledig bemand was toen we al lang en breed met de operatie bezig waren. En er was geen sprake van dat er ook maar enigszins gekeken werd naar kwalificaties die nodig waren voor de enorme taak die hun wachtte, laat staan dat ze
| |
| |
lissabon
enige voeling hadden met de alledaagse problemen van de gewone Irakezen.
Misschien herinnert u zich nog generaal Garner, die al na enkele weken opzij werd gezet. Changing horses in the middle of the stream, heet zoiets. Althans, het ministerie van Defensie houdt vol dat hij niet werd ontslagen. In elk geval vertrok Jay Garner en verscheen Jerry Bremer ten tonele; als een wisselspeler die vlak voor blessuretijd wordt ingezet mocht hij nog even de wedstrijd naar z'n hand zetten in de laatste minuten.
de tiende vergissing - De tiende vergissing heeft alles te maken met de hierboven beschreven ad-hoc-organisatie. Die leidde tot een reeks bijzonder slechte beslissingen op de grond. In de eerste plaats was dat de de-Baathificatie van Irak, die zo rigoureus werd aangepakt dat we de soennieten meteen zozeer van ons vervreemden dat we geen competente mensen voor het alledaagse werk overhielden. En dan bedoel ik niet mensen met bloed aan hun handen, maar gewoon mensen die weten hoe ze een trein op tijd kunnen laten rijden.
| |
| |
Toen ik in de regio actief was, kwam ik genoeg gewone zakenmensen tegen die hun onderneming weer wilden herstarten, en zo banen konden scheppen. Maar ze kregen stuk voor stuk van de Regeringsraad te horen: ‘Jij mag geen zaken doen, want je was aanhanger van de Baathpartij.’ Maar in werkelijkheid waren ze onder Saddam gedwongen geweest te zeggen dat ze de partij steunden. Als je geen Baathist was, kon je onder Saddam geen zaken doen, kon je helemaal niets doen. Stel je voor dat ze alle communisten Rusland uit hadden gegooid na het einde van de Koude Oorlog. Dat is vragen om problemen.
Een andere fatale beslissing was de ontbinding van het leger. Ik heb nooit begrepen waarom men dat deed, want toen ik begon als bevelhebber van centcom liep er juist een programma dat was opgezet door mijn voorganger om met psychologische middelen het reguliere Irakese leger aan onze kant te krijgen. Elke keer als we ergens in actie kwamen, bombardeerden we de gewone soldaten met vlugschriften waarin we stelden: ‘Als jullie straks niet vechten, als het oorlog wordt, dan zullen we jullie goed behandelen.’ Dezelfde boodschap verspreidden we via allerlei contacten in de regio. Als ik werd geïnterviewd door Al Jazeera of andere Arabische tv-zenders, dan wees ik altijd op de arme gewone soldaten van het Irakese leger, die niet onze vijanden waren maar slachtoffers van Saddam.
Onze bedoeling was toen duidelijk. Als zij niet zouden vechten, zouden we alleen de leiding zuiveren en het gewone leger in tact houden. We zouden ze snel opnieuw opleiden en zo zouden we meteen een kant-en-klare basis hebben om veiligheidskwesties en ordeproblemen te lijf te gaan. In plaats daarvan werd het leger ontbonden.
En zo kan ik wel doorgaan, als het gaat om foute beslissingen in de praktijk van alledag. Er was gebrek aan dialoog, er werden niet genoeg lokale leiders uitgekozen in de soennitische en sjiietische regio's, om maar eens wat te noemen. We hebben een totaal onvermogen getoond om in contact te komen met leiders die het vertrouwen hebben van de gewone bevolking. Zo heeft de belangrijkste Irakese ayatollah, Ali Sistani, blijkbaar nog nooit een woord gewisseld met Jerry Bremer - ik weet bijna zeker dat ze nog nooit een gesprek hebben gehad, hij weigert gewoon om hem te ontvangen.
En zo bevinden we ons thans in een positie dat we duur betalen voor al deze vergissingen - het zijn er nog veel meer dan tien - en het is geen prettige positie. Dat is wel duidelijk.
Bijna elke week word ik tegenwoordig wel gebeld door iemand die me vraagt: ‘Wat zou jij op dit moment hebben gedaan?’ Weet u, er is een gouden regel dat als je in een gat bent gevallen, je moet ophouden met graven. Mijn eerste antwoord is dan ook dat we moeten ophouden met graven. Het gat waarin we zijn gevallen is nu zo diep dat veel serieuze mensen, in de politiek en in de militaire top, hardop beginnen te zeggen dat het tijd is om ons terug te trekken. Hun devies is cut your losses. Ik behoor niet tot die groep. Nog niet. Maar ik denk wel dat we dat punt behoorlijk dicht genaderd zijn.
Ik zou op dit moment verschillende dingen doen. Verreweg de eerste en belangrijkste is zorgen voor een goede VN-resolutie, en die lijkt er nu inderdaad te zijn. Sinds het einde van de Koude Oorlog is zo'n resolutie het model voor en de basis van internationale samenwerking en voor de legitimiteit die we nodig hebben. Het betekent onherroepelijk dat sommige leden van de Veiligheidsraad een vinger in de pap zullen eisen in de wederopbouw, maar so what?
Als we er inderdaad in slagen een vrije economie van de grond te krijgen in Irak, zal op een gegeven moment een olieminister toch wel een contract sluiten met de Fransen. Maar dat is niet alleen onvermijdelijk maar ook wenselijk in een vrije economie. Dus waarom geven we dat niet ruiterlijk toe. Net zoals we moeten toegeven dat we die VN-resolutie echt hard nodig hadden.
Nu die er is, zou ik als eerste de landen in de regio bezoeken en om hun hulp vragen. Ik zou elk land ronduit vragen om vijf of zes officieren die in de VS zijn opgeleid toe te voegen aan elk van onze bataljons en regimenten en brigades en aan onze militaire top. Die jongens spreken Engels en kennen ons, en wij kennen hen. En ik zou ze ogenblikkelijk als adviseurs inschakelen bij de planning. Als ik nu bataljonscommandant was in het centrum van Fallujah of Najaf heb ik meer nodig dan de jongens die we nu gebruiken, en die er misschien Arabisch uitzien en een mondje Arabisch spreken, maar niets van het lokale dialect en de lokale situatie weten. Ik zou dan graag vijf of zes puur Arabische officieren hebben met wie ik op de academie heb gezeten en die mij echt wegwijs zouden kunnen maken.
| |
| |
Daarnaast zou ik die landen vragen om trainingskampen te mogen bouwen langs de grens met Irak om daar politie, grenswachten en het nieuwe leger te trainen. Ik zou jongemannen daarheen halen en ze goed belonen voor wat ze gaan doen, en ze zouden het gezien de situatie ook verdienen. Ik zou de Europeanen en anderen vragen te helpen met het trainingsprogramma, dat een lange tijd in beslag zal nemen, misschien een jaar, maar dan ook de basis moet leggen voor een stabiel, competent en betrouwbaar veiligheidsapparaat met een hoog moreel en goede organisatie. Het zou kunnen betekenen dat we nu nog even moeten doorbijten, maar het zou bovenal betekenen dat we een duidelijk en nastrevenswaardig einddoel hebben: het moment dat we Irak een geloofwaardig eigen veiligheidsapparaat kunnen bieden.
Op dit moment moeten we onder ogen zien dat we te maken hebben met een woestijnvariant van de Ho Chi Minh route. Op de een of andere manier lukt het om de Jihad-strijders het land binnen te krijgen. Ik denk niet dat het gewone Irakezen zijn die zichzelf opblazen. Deze zelfmoordaanslagen zijn geïmporteerd. En wij hebben onvoldoende troepen om de grenzen te bewaken. Ik geloof zelfs niet dat we alle grote routes vanuit Koeweit en Jordanië controleren. Het bewijs is dat we nog steeds elke dag te maken hebben met aanslagen op brandstofkonvooien langs die routes.
We zullen moeten nadenken over de vraag ‘waarom zijn die jongens bereid zichzelf op te blazen?’. Dat zou een van de centrale vragen in de oorlog tegen het terrorisme moeten zijn. En die vraag zouden we op strategisch, tactisch en operationeel niveau moeten kunnen beantwoorden.
Dat neemt niet weg dat troepen die de wegen beschermen - op zich geen bijzonder gevaarlijk werk met kans op veel slachtoffers - precies het soort troepen zijn die we kunnen krijgen dankzij de VN-resolutie. En ik denk dat wij dan de Powell-doctrine moeten toepassen en een overweldigende troepenmacht op de belangrijke knooppunten en de vitale punten van de Irakeze infrastructuur moeten stationeren.
Ook zou ik ergens in de regio een conferentie organiseren over de toekomst, en ik zou de Arabieren vragen daarop de hoofdrol te spelen, hoewel ik voor voldoende steun zou proberen te zorgen om het een succes te laten worden.
Bovendien zou ik iedere Irakese zakenman die ik maar ken uitnodigen om naar zijn land te komen, en ik zou buitenlandse investeerders erbij halen en met hen om de tafel gaan zitten - desnoods wekenlang - om te bepalen wat er nu nodig is om de economie weer van de grond te krijgen. Het doel daarbij is het scheppen van banen, banen en nog eens banen. Banen voor de Irakezen, wel te verstaan. Ik zou ook alle buitenlandse vrachtwagenchauffeurs, en zeker de Amerikanen, met zachte hand het land uit gooien. Ik zou alleen Irakese chauffeurs willen zien. Er is verdomd weinig opleiding nodig om chauffeur te worden, maar niemand stelt de vraag waarom op dit moment de Irakezen niet zelf hun vrachtwagens rondrijden voor hun eigen wederopbouw. Waarom wordt dat gedaan door buitenlandse chauffeurs wie het geen barst kan schelen als hun lading wordt geplunderd of in brand wordt gestoken, zolang ze maar betaald krijgen?
Ik denk ook dat we serieus moeten gaan praten over de staatsinrichting die dit land uiteindelijk moet krijgen na de overgangsregering. Mikken we op een federale staat? Op een soort statenbond? Wat wordt de lokale autonomie voor de sjiieten, de Koerden, de soennieten? Wat wordt de status van Bagdad? Tot nu toe heeft niemand hardop over deze vragen gepraat. We dragen weliswaar de soevereiniteit over en we gaan richting verkiezingen over zes maanden, maar als we eerlijk zijn, gaat het om verkiezingen die worden gestuurd vanaf de preekstoel tijdens het vrijdaggebed. Wat wij tot nu toe daartegenover hebben gesteld is een lezingentournee over Thomas Jefferson. Nou, ik kom uit Virginia net zoals Jefferson, maar bij de werkelijke problemen van Irak is hij niets dan een dead white male, en die hebben we wel genoeg onderhand daar.
Er is in Irak geen educatief systeem dat een zelfstandig electoraat kweekt. Er zijn geen politieke partijen die in vrijheid opereren - de paar die nu actief zijn, zou ik zeker met groot wantrouwen bekijken. En ik denk dat als we geen duidelijk beeld krijgen van de politieke toekomst en staatsinrichting, en als we niet openlijk en transparant werken aan de opbouw van moderne politieke partijen - en dit kan alleen onder VN-surpervisie -, en als we niet keihard werken aan een educatief programma voor de scholing van een echt electoraat, dat de resultaten van de zogenaamde verkiezingen eind januari ons niet erg zullen bevallen.
| |
| |
Laten we niet vergeten dat de huidige guerrilla-acties wel degelijk alle potentie hebben uit te monden in een grootschalige burgeroorlog. We hoeven daarover niet optimistisch te zijn. In de huidige situatie wordt elk spoor van een civic society vermalen tussen de strijdende partijen.
Dit zijn maar een paar ideeën van de zijlijn, ik zou het niet eens een plan willen noemen. Het is niet gemakkelijk voor me deze opmerkingen te maken. Ik ben deel van deze regering geweest als vredesgezant voor het Midden-Oosten, en er zijn mensen in deze regering die ik bijzonder hoog acht, in het bijzonder minister Powell. Het is zeker niet mijn wens dat deze regering faalt in Irak. Het belangrijkste is evenwel dat we nu uitmuntende mensen nodig hebben om goede ideeën in de praktijk toe te passen. Bovenal is het nodig dat ze gesteund worden door internationaal gezag, en niet alleen door Amerikaanse stempels, want dat is niet langer acceptabel.
In de tussentijd zullen we nog de zware verantwoordelijkheid moeten dragen voor de veiligheid in het land. Maar we zouden op z'n minst een idee moeten hebben wanneer we die verantwoordelijkheid overdragen, al was het maar ten dele. Ik ben ervan overtuigd dat de VN-resolutie hiervoor goede mogelijkheden biedt. Het is immers in niemands belang om Irak te laten vervallen in chaos en te laten verworden tot een mislukte staat en een vrijhaven voor extremisme.
We zullen in elk geval moeten ophouden grote woorden te gebruiken. Als ik één ding heb geleerd bij mijn werk is het wel dat je alleen een grote mond moet hebben als je die kunt waarmaken. En in dit deel van de wereld telt kracht, niet grote woorden. Als je zegt dat je een varkentje wel even zult wassen, dan is het je geraden dat ook te doen. Anders eindigt alles in niets anders dan gezichtsverlies.
We moeten dus een eind maken aan het soort bravourepraat dat ons alleen maar in de problemen brengt. We zullen ons echt serieuzer en meer volwassen moeten gaan presenteren. Nog afgezien van de oorlog zijn onze public relations in Irak een catastrofe geweest. Ik lees nog elke avond on line kranten uit die regio en als je kijkt naar Al Jazeera en Al Arabiya, of zelfs naar de meer gematigde zenders daar, en als je de hoofdredactionele commentaren leest, dan rijst er een totaal ander beeld van de oorlog op dan bij ons in de media. Het lijkt wel om twee totaal verschillende werelden te gaan. We zullen die twee werelden op de een of andere wijze echt op één spoor moeten laten komen, want tot nu toe is dat een compleet fiasco geweest.
En ook wat dat betreft zouden we vooral nog heel wat goede adviezen uit de regio zelf kunnen gebruiken.
Dit is een verkorte versie van een rede die generaal b.d. Anthony Zinni op 12 mei jl. hield voor de raad van bestuur van de Center for Defense Information in Washington D.C.
© 2004 Center for Defense Information \ Anthony Zinni
© Voor het Nederlandse taalgebied: Hollands Maandblad
Thanks to Fred Williams, agent for General Zinni.
Vertaling & bewerking Bastiaan Bommeljé
|
|