Een astrakan jas
door Emma Crebolder
Het is stil en grijs en vol sneeuw.
De berkenscheuten haasten zich, vóór ander kruid, de in onbruik geraakte rails te overwoekeren. Groepjes wilde ganzen rusten in weilanden onder de spoordijk. Soms lijkt zo'n troep het voorbijrijden van de trein als opvliegsein te gebruiken. In een van de uiterwaarden staat een bizar bos geknotte wilgen.
Zo is het wel genoeg. Er kunnen nog schapen opgevoerd worden met te vroeg geboren lammeren, en industriecomplexen met bijeen geplaatste buisvormige torens die doen denken aan uiers van zogende dieren. Maar zo is het wel genoeg.
Gisteravond drong het tot haar door dat ze deze traditionele oudejaarsviering met deze vrienden, op deze plaats nooit meer mee zou maken. Het besef viel als de sneeuw buiten, ongericht en vertederend. Ze gaf de verontrustende woorden die anderen wilden uitspreken geen kans. Ze keek vanachter het raam naar het vuurwerk dat men ontstak. In vergelijking met voorgaande jaren ging het meeste echt de lucht in.
Een van haar vriendinnen stond buiten in een astrakan jas. Nu de antipels campagne is geluwd heeft ze de meer dan 100 jaar oude jas uit de kast gehaald.
Zij zijn peettante van elkaars jongste kinderen. Zij woonden met hun gezinnen in Tanzania. Tijdens de opening van een ziekenhuis door de toenmalige president Nyerere, konden ze in de mensenmenigte de vriendin niet vinden.
Op aandringen van haar man had zij de huilende petebaby aan haar borst laten drinken. Het had behoorlijk wat overredingskracht gekost haar zover te krijgen.
Ze had het gevoel alsof ze vreemd ging in eigen huis. Het huis groeide in de loop van haar verdere leven uit tot een reusachtige ballon, waarin ze zich kon terugtrekken en waarin ze dan ongemoeid ronddreef.
Na de eerste morfine kreeg ze die ervaring verhevigd terug.
De Nijlbaars werd geroosterd zag ze. Het was toch de rook van dat vuur? De kralen worden ingesmeerd met een mengsel van gekarnde geitenmelk en rode aarde. En kijk, tussen de poreuze vulkanische keien staan de wegwijzers naar Lokichokio, in de buurt van de Sudanese grens, en naar Lokitaung, vlakbij Ethiopië. Maar wij rijden in zuidelijke richting, waar de Turkwell het land doormidden breekt bij Lodwar, zodat de Turkana in de barst hun kuddes kunnen drenken. De op de heenweg nog droge rivierbeddingen bleken lastige modderpoelen te zijn geworden. We durven nauwelijks aan de waterstand van de Weiwei te denken.
Na de tweede maal morfine dreef haar gezin mee in de reusachtige ballon.
Het was adembenemend geweest, deze tocht op scooters naar de Javazee. In het water, zwaar en zoet, bewogen hun ledematen als fosforescerende vinnen. Ze dreven in Tasik Madu, de honingzee.
Op haar begrafenis was haar petekind, die aan het bevallen was, niet aanwezig. Wel de moeder in astrakan jas, zij las dit gedicht: