Hollands Maandblad. Jaargang 2004 (674-685)(2004)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Blijf Piet Gerbrandy Wat beklop je dat geiten venster met beuker van hardhout? Ik roffel koorts om diepste boventonen. Waarom zeg je de dingen zo raar vent? De kiezel van mijn tandhaag hapt om zeng. Wie bracht je daar om het kaatsend dwaallicht te missen? Zij ketste blende op het kruivend wier. Sprak zij hier zwalpt een branding kleed je uit? Zij sprak niet en ik bleef niet overeind. Waar liep je die blafkink op? Op een duin in een wervel van distels. Hoe groet je de dijrijke vrouw op het avondlijk fietspad? Voorkomend zonder hoop op wang of wimper. Wie dekte je toe toen het stormde? Ik zag haar en vermeed goed op te letten. Wanneer verzaakt je pols haar benen griffel? Als atlas dat hij draaien zou vertikt. Je hoes van mensenleer oogt sleets en dof? Ik borstel en vet in. Weersta het zout. [pagina 9] [p. 9] Laaf Wijf duld mij in uw schoot streel van mijn buik het smijdig plooien scheer mijn grijze schedel raspend houd mijn balwerk beet als ik u vinger prijs bij vriend en vijand mijn voormalige potentie maar niet nu. U moet mijn koelkast vullen met jenever. U moet het glas vasthandig van mijn lippen slaan. U moet mijn kater smoren tussen borsten. Tutoyeer mijn infarcten en prothesen poets de grauwe stenen uit mijn gangen zet weefsels die ik afstiet op sterk water. Begroet mijn maden als getrouwe knechten. Bewierook mijn zeven zonen om hun brille. Loof mijn zeven dochters om de room van hun huwbaarheid. Schoei mijn zeven broeders kleed mijn zusters. Drenk mijn broedse moeder met bourgogne. Voer mijn kindse vader zijn poeder en draf. Ken mijn zeven vrienden en vriendinnen. Vergiftig mijn vrouwen met smeuïge desinformatie. Laaf u aan het braadstuk uit mijn oven rol u in dons op mijn peluw van vorstelijk bedstro verbras mijn goud vergok het in speelhol onthaal royaal deurwaarders curatoren. Betover mijn bankier met de dans van uw hinkstap. U moet niet willen weten wie ik leef. U moet niet willen roeren in mijn moezen. U moet mij laten smoren in mijn stookhok. U moet mijn weerstand breken tot ik geef. Bespaar mij straks vermolming in protserig spaanhout plet mij niet onder geslepen graniet zuig mij snel zuig mijn as met uw gammele miele maar houd mij voorlopig aan praat nog onder uw onderste rokken van memelig vlees. [pagina 10] [p. 10] Slaap Laat nu los je flarden vodden pulver je dat slaap je opblaast en ontvlamt. Maar pok maar pok op matglas op afdak uit maat van hart en zucht en kuch van je gladmazig liefje. Nee dan nee dan wie met smoezelig topje bewasemde spiegels ontvet o krulspeldige stoephoer (stoephoer?) met haar cavia op zolder die zo maandelijks mag sterven in gegiechel. En kijk en kijk je gromt weer van ontslaping. Je tod stikt klare talen in de nacht. Vorige Volgende