Over werk
door M.A.C. Paanakker
Ik heb zojuist mijn voordeur geschilderd. Het heeft me moeite gekost, maar geen hoofdpijn en nauwelijks een gedachte. Met uiterste concentratie ben ik een tijd - zeker langer dan het leek - bezig geweest om alle spijlen tussen de ruitjes netjes te schilderen. Het is erg bevredigend om het wit van de grondverf onder je handen te zien veranderen in glanzend donkergroene lak, als je eenmaal hebt besloten dat het schoonmaken, afkrabben, schuren, gaten dichten, weer schuren en stof- en vetvrij maken, achter de rug is. De grondigheid van die nare bezigheden zal op de lange duur een beter eindresultaat opleveren, maar dat dien je regelmatig en in verschillende bewoordingen onder de aandacht van passanten te brengen om je zelf te overtuigen van de noodzaak ermee door te gaan.
Als je buiten bezig bent, zijn er altijd voorbijgangers met een opbeurend woord. Dat komt omdat het zo duidelijk is dat je aan het werk bent, en nog wel nuttig en noodzakelijk werk. Wanneer waardering kosteloos is, wordt deze gul uitgedeeld. Misschien spreekt dit soort handwerk tot de verbeelding, roept een schilderend mens op een maandagmorgen de herinnering op aan de romantiek van ‘eerlijke’ arbeid. Hier zijn hoofd en handen één. Geen wonder dat ik in lange tijd niet zo tevreden ben geweest over mezelf. En zoals altijd knoop ik daaraan meteen de conclusie vast dat ik nu mijn roeping heb gevonden. ‘Ik moet vakman worden! Nee! Ik ben het al!’
Wat ik doe, noem ik werk, en ik maak mezelf wijs dat ik geld verdien, hoewel niemand me betaalt. Het inhuren van een schilder is immers kostbaar en verzorging van onroerend goed leidt misschien niet tot waardevermeerdering, het bestrijdt in elk geval de waardevermindering. Maar feitelijk heb ik, sinds ik besloten heb mezelf te wijden aan verbetering van mijn huis, alleen maar meer geld uitgegeven dan normaal: een ladder, verf, kwasten, krabbers, lijm, zaag, vulmiddel, anti-houtrot. Als je eraan begint, blijk je steeds meer nodig te hebben.
‘Dat u in staat bent het werk uit te voeren, betekent niet dat u daar ook geschikt voor bent.’ Het is een mededeling die ik op mijn zoektocht naar werk dikwijls heb gehoord. Doorgaans kijkt de spreker me dan aan alsof ik het ben die de wereld niet begrijpt. Dat is een misverstand. Ik begin de wereld steeds beter te begrijpen.
Als je lang genoeg zonder baan zit, vult de dag zich vanzelf met werk. Want werk is een rekbaar begrip en de dag afsluiten met de conclusie dat je weer niets hebt gedaan, is moordend voor het moreel. Dus verzamel je activiteiten die het etiket werk kunnen dragen. Om te beginnen moet het iets zijn waartoe ik mezelf heb moeten dwingen, iets waarin ik geen zin had. Daarnaast moet de bezigheid een accuut probleem oplossen, een vervelende situatie vermijden, of mijn persoonlijk welbevinden langer dan enkele minuten bevorderen.
Er is bijvoorbeeld het bereiden van de avondmaaltijd, dat de vervelende situatie van honger vermijdt. Was ik alleen dan hoefde ik er niet zo'n heisa van te maken. Ik kan leven van boterhammen met pindakaas, die heel lekker zijn als je honger hebt, en van bananen, want ik heb gelezen dat daarin alles zit wat een mens nodig heeft. Maar ik ben niet alleen, goddank. Er zijn kinderen die ordeloosheid scheppen en derhalve een dagtaak creëren de orde terug te brengen. De verzorging van kinderen en het reguleren van wat zij teweegbrengen, is de kern van mijn baan in en om het huis.
Sommigen noemen deze activiteit zelfs ‘onbetaald werk’ om aan te geven dat die