in de oorlog is omgekomen. Al wat er van hem rest is een koffer met geannoteerde partituren. Wanneer Samuel Silberman ten tonele verschijnt, vindt zij in hem de vader die zij zocht en kan ze haar verleden laten rusten.
In Het lied en de waarheid van Helga Ruebsamen gaat de familie van de vijfjarige Louise Benda vanuit Nederlands-Indië per boot terug naar Europa. Het is 1939. Haar vader wil naar zijn joodse familie, die door Hitler wordt opgejaagd.
Op bladzijde 181 - we zijn dan in Colombo - wordt een zieke oude man aan boord gedragen. Het is Benjamin Silbermann. De vader van Louise, die arts is, ontfermt zich over hem. Er wordt gefluisterd dat meneer Benjamin de vader van haar vader is. Louise en het iets oudere meisje Tinka sluiten vriendschap met ‘meneer Benjamin’. Maar Silbermann wil helemaal niet naar Europa en springt overboord. Deze episode beslaat niet meer dan tien bladzijden.
Silbermann wordt zeer betreurd, vooral door de twee meisjes, bij wie hij zich beter thuis voelde dan bij de volwassenen. Als Louise moet huilen, troost Tinka haar. ‘Stil, [...] niet huilen. Hij is wel weg, maar weg is nooit helemaal.’
De meisjes gooien zijn koffer achter hem aan in zee, omdat ze menen dat hij die nog nodig zal hebben. Hij heeft immers verteld dat er een schat in zit?
Op een tussenstop in Parijs logeert de familie bij een oudoom. Een tante haalt herinneringen op aan Silbermann, die een wereldberoemd concertpianist blijkt te zijn geweest. Ook wordt er druk gespeculeerd wat er met zijn koffer gebeurd kan zijn. Nadat het gezin in Nederland is aangekomen, besluit Tinka naar Bali terug te keren. Dit doet ze door het voorbeeld van Benjamin Silbermann te volgen. Ze loopt de zee in en verdrinkt.
De vierde Silberman(n) komt voor in God's Gym van Leon de Winter. Deze heet Jeff Silberman, is een machtige filmbaas in Hollywood en produceert een succesvolle tv-serie. Het verhaal speelt zich af in 2000 en 2001.
Ook in dit boek komt Silberman pas laat (bladzijde 163) voor het eerst ter sprake. Dat is wanneer de hoofdpersoon van het verhaal, Joop Koopman, door een geheim agent wordt verleid om voor de Mossad te spioneren. Hoewel Silberman op de achtergrond blijft, heeft die de touwtjes van de hele operatie in handen. Joop hoopt de beroemde man ook werkelijk te ontmoeten, maar zover komt het niet. Ook is er sprake van een erfenis, maar die valt Joop uiteindelijk niet toe.
Jeff is de enige Silberman zonder joodse voornaam. Zijn naam is een verkorting van Jeffrey, ofwel oorspronkelijk Geoffrey. Deze naam werd door de Noormannen geïntroduceerd in het Angelsaksische gebied en is een combinatie van Gaufrid, Walahfried en Gisfrid, met als respectievelijke betekenissen ‘Land in vrede’, ‘Vreemdeling in vrede’ en ‘Gelofte van vrede’ (van gawia=land, walah=vreemdeling, gisel=gelofte en fried=vrede. De naam is verwant aan en raakte verknoopt met de Germaanse naam Godfrey ofwel Gottfried (‘Gods vrede’).
Wat dit betreft verschilt De Winters Silberman dus van zijn naamgenoten met de joodse voornamen Salomon, Samuel en Benjamin. Dat bij hem bovendien de tweede ‘n’ uit de achternaam is geschrapt moet er waarschijnlijk op duiden dat we te maken hebben met een geassimileerde jood, die misschien zelfs komt uit een gemengd huwelijk. Europa en de Tweede Wereldoorlog liggen ver achter hem.
Geassimileerd of niet, alle vier de romanpersonages met de naam Silberman(n) zijn onmiskenbaar joods. De naam heeft een lange geschiedenis in het Europese jodendom, en komt (meer met één ‘n’ dan met twee ‘n’-en overigens!) voor in Duitsland, Oostenrijk, Franrijk, Engeland, Polen, Litauen, Letland, Hongarije, Oekraïene, Wit-Rusland, Rusland, Moldavië en Roemenië (en na de oorlog uiteraard in Israël en de VS). Het is overigens niet duidelijk of het fameuze Duitse orgelbouwergeslacht Silbermann ooit joods is geweest. Wel zeker is dat de beroemde Gottfried (De Winter!) Silbermann (1683-1753) niet alleen een groot orgelbouwer was (en goede bekende van Johann Sebastian Bach) maar ook de belangrijkste pianobouwer (Enquist, Ruebsamen!) van zijn tijd werd en aan het hof van Friedrich ii de instrumenten maakte waarop Philip Emmanuel Bach speelde.
Overigens was het voor joden oorsponkelijk ongebruikelijk echte achternamen te gebruiken; ze waren bekend onder hun jiddische naam gevolgd door de naam van hun vader, moeder of