bode. Mijn brievenbus zat vol. Kranten, reclamefolders, rekeningen en een ansichtkaart van mijn ouders, die in Marokko met vakantie waren. Maar niets van Najoua.
‘Die slet,’ dacht ik. Zouden alle vrouwen dan hetzelfde zijn? Geen ziel. Geen hart. Niets vanbinnen. Wij mannen zijn veel integerder. Als wij lachen, dan verbergen we niets.
Najoua had de mooiste lach van de wereld en ik was erin getuind.
Als een vrouw lacht, bedenk dan dat het een truc is. Als een vrouw lacht, houd dan je portemonnee vast. Als een vrouw lacht, weet dan dat je gruwelijke dingen te wachten staan.
Oom Oulilidad bestelt twee nieuwe koffie.
‘En toen?’ vraagt hij. ‘Wat heb je gedaan?’
‘Volgens een vriend moest ik afleiding zoeken,’ zeg ik. ‘Dus ben ik nieuwe relaties begonnen. Het liefst tegelijkertijd. Dat houd je wel bezig. Saadia was de eerste. Toen kwam Houda en direct daarna: Esma. En toen tegelijk: Karima en Samira en Rachida.’
De mond van oom Oulilidad zakt steeds verder open.
‘Daarna Yasmina, Asmaa, Aisha, Sonu en Jannah. Zehra, Amina, Rahma, Nadia, Soenja, Aliyah en Miriam. Ik heb nog nooit zoveel lichaamsbeweging gehad.’
Er komt wat slijm uit de linker mondhoek van mijn oom.
‘En toen heb ik een brief geschreven aan Najoua.’
‘Over je avonturen met al die meiden?’ Oom Oulilidad slaat met zijn hand op zijn voorhoofd.
‘Ik ben een eerlijke jongen,’ zeg ik. ‘Ik heb haar geschreven dat ik heel haar vriendinnenkring af heb geneukt, maar dat ik haar niet kan vergeten. Dat ik aan haar blijf denken. Dat ik droom van haar. Dat ik denk dat ik kapot ben en kapot zal blijven en op een dag kapot zal worden gevonden, ergens, alleen in een bed. Dat op mijn grafsteen zal komen te staan: “Yusef el Halal” en daaronder: “kapot”.’
‘Je moet vrouwen vastbinden, dan kunnen ze niet weggaan,’ zegt mijn oom in de auto als we op weg zijn naar zijn huis. We zwijgen verder. Totdat we langs de bedelaar rijden. Mijn oom doet het knorgeluid van een varken. En moet er ook weer hartelijk om lachen.
‘Wat een leven,’ denk ik. ‘Eénbenige homofiel in Marokko.’
‘Op sommige feestdagen gooien we rotte tomaten naar hem,’ zegt mijn oom.
‘Waarom?’ vraag ik.
‘Dat vinden we leuk.’
In de keuken van het huis van oom Oulilidad staat zijn vrouw te koken. Ze is vandaag de keuken nog niet uit geweest. Mijn oom vindt dat ik een vrouw moet zoeken zoals zijn vrouw. Ik heb hem uitgelegd dat in Nederland de dingen een beetje anders liggen. Dat alleen kinky vrouwen zich laten vastbinden tijdens sm-spelletjes.
‘Sm?’ vraagt oom Oulilidad. ‘Wat is sm?’
‘Dat leg ik nog wel een keer uit,’ zeg ik, en begin van de couscous te eten die mijn tante heeft klaargemaakt.
Mijn oom klaagt over het eten. ‘Kun je dan helemaal niets?’ foetert hij tegen zijn vrouw. Hij kiepert de inhoud van zijn bord op de grond. ‘Ik had naar mijn vader moeten luisteren! Die zei nog zo: “Ze kan niets. Helemaal niets. Als je haar trouwt, dan kun je op een dag zelf de was gaan doen. De vloer boenen. Of kaftans strijken. Wil je dat dan, Isfrimidilimed?”’
De voornaam van mijn oom is Isfrimidilimed. Een naam die niet bepaald klinkt als een klok, maar niet iedereen kan Yusef el Halal heten. Dat zou nogal verwarrend zijn.