Gerard zich met een schok realiseert dat Otto exact dezelfde kleren draagt als Matroos bij hun ontmoeting op het station. Otto is hier blijkbaar het Maria-personage, de middelaar van dienst. En dit keer lijkt de ‘katholieke leuze’ bewaarheid te worden: na zijn uitspatting met Otto keert Gerard terug naar huis, waar hij Matroos aantreft. Door Maria tot Jezus, zo eenvoudig kan dat gaan.
Hoe legt een mens contact met een godheid? Met aanroepingen, met uiterlijk vertoon, kortom: met rituelen. En rituelen duiken opvallend vaak op in Reve's werk. Vanaf het allereerste begin heet het dat er iets fundamenteels mis is met Reve's personages. De critici van De Avonden (1948) hielden het nog op morele verloedering en nihilisme, maar dat is geen houdbare en nog minder een vruchtbare optiek. Veeleer leven Reve's personages in hun eigen schijnwereld; zij zien allerlei oorzakelijke en mythische verbanden in de toevalligheden van alledag. In de novelle Werther Nieland (1952) wordt bijvoorbeeld het tikken tegen een regenpijp gezien als een manier om de regen te doen ophouden. De kleine Werther doet (net zoals alle Reve-personages) aan bezweringen, en wat hij uithaalt met de tak, is een duidelijk ritueel.
Daarmee kijken we recht in het hart van Reve's schrijverij: zijn personages worden gedreven door een religieuze inclinatie, door godsdienstige rituelen, ja een onverbloemd Godverlangen. Zij hopen vurig dat er een God bestaat die de absurditeit van het leven enige zin geeft. Om God aan te roepen, grijpen zij naar rituelen. En uiteindelijk leiden die rituelen in de handen van de schrijver vanaf de jaren zestig tot een geheel religieus systeem, geënt op het rooms-katholicisme. Meer dan ooit worden de rituelen ingepast in een grotere, welomschreven context. Het bekendste ritueel wordt het Revisme.
Het Revisme is een rituele seksfantasie. De eerste deelnemer aan het ritueel is de verteller, Gerard, die een oogje heeft op een mooie jongen. Deze jongen is de tweede deelnemer, maar heeft niks in te brengen. Integendeel, zonder naar de jongen z'n mening te vragen, besluit Gerard om hem niet aan te raken maar te ‘offeren’ aan de Meedogenloze Jongen. De Meedogenloze Jongen is een schitterende, maar wazige Jezus-figuur, aan wie Gerard eer bewijst door het verschenken van een dienaar.
Belangrijk hierbij is dat het Revisme niet erg succesvol blijkt. Al hoopt Gerard dat het Revisme ‘eindelijk tot ontplooiing [zal] komen en, vanuit een nederig krothuis in Amsterdam, zijn heilbrengende zegetocht over de wereld [zal] aanvangen’, in de praktijk komt er niks van terecht. Alleen in Gerards hoofd is het seksritueel een succes.
Reve's ultieme rituelenroman is De Vierde Man. Hierin belandt de grote schrijver Gerard, zonder dat hij er een vinger voor hoeft uit te steken, in het bed van de (misschien) gefortuneerde en niet onaantrekkelijke Christine Halslag. Gerard ziet wel brood in haar: misschien kan zij hem onderhouden. Toch zou hij geen contact met haar zijn blijven zoeken, als hij in haar bureau niet de foto van een aantrekkelijke jongeman had aangetroffen: ‘Die bijkomstige overweging werd, als door een stormwind, weggevaagd toen het beeld van de foto tot mijn bewustzijn doordrong. Er ging een huivering door mij heen. Kon dit... Bestond dit?... Een jongen of jongeman, maar wát voor een jongen... “God sta ons bij...” fluisterde ik. [...] “Jij... jij...,” fluisterde ik... “al zul je mijn dood zijn...”’
De jongen op de foto is Herman - het Jezus-personage uit de roman - en hij is het die Gerard doet besluiten bij Christine te blijven rondhangen, in de hoop hem ooit te ontmoeten. De Maria achter Christine openbaart zich vervolgens als Gerard zich verplicht voelt haar een beetje op te vrijen. Het onderwerp dat hij daarvoor uitkiest, is de maan. ‘“De Maan is onze moeder,” sprak ik met zachte nadruk, “dat kan toch iedereen zien?... Zij beschermt ons... Zij waakt over ons...”’ In Moeder En Zoon zal Gerard uitleggen dat de maan een symbool is voor de Egyptische godin Isis. En tussen Isis en Maria was al eerder een lijn getrokken in De Vrouw Van Rome. (Tussen Maria en Demeter werd hetzelfde gedaan in Een Circusjongen uit 1975.)
Van belang is ook dat Christine woont in een huis dat bestaat uit een woonhuis en twee aanpalende winkelruimten. Het complexje wordt omschreven als ‘een onroerende drie-eenheid’. Geen wonder dat Gerard in gepieker verzinkt over de aanwezigheid van Christine in de drie huizen. Is zij eigenares, dienstmeisje, conciërge? Kortom: hoe zit het met de verhoudingen tussen God, Maria en Jezus?
Dat Christine een spoor van dode mannen heeft achtergelaten (die allen op Gerard leken),