barbarenleger’. Heeft Corinth - een jood met een ‘bavianensmoel’ vol littekens - wroeging, koestert hij wrok? Hij verwijt zichzelf niets. Anderen verwijt hij ook niets. Zelfs niet de SS-tandartsen die met haken en tangen en hamers de gouden kiezen en kronen uit de kaken van hun slachtoffers braken.
De schrijver beseft: Troje ligt in Duitsland en wordt Dresden, en Dresden ligt in Irak zoals Vietnam zich in Amerika bevindt. De oorlog is niet op een landkaart aan te wijzen.
Schrijvers hoeven geen goeroes of hogepriesters van de wereldopinie te worden. Er rijzen dagelijks al genoeg meningen als bakmix uit de krantenkolommen omhoog. De oorlog, schrijft de ‘Kroaat’ Miroslav Krleza, heeft dezelfde uitwerking op de menselijke domheid als een onweersbui op paddestoelen: ‘Ze rijst als een spookbeeld uit het niets op, overal om ons heen.’
In het midden van de koloniale oorlog in Algerije, op 22 januari 1956, hield Albert Camus in Algiers een rede: ‘Appel pour une trêve en Algérie’. Het was een idealistische, anti-politieke toespraak die een oproep inhield: maak een einde aan het vergieten van onschuldig bloed want er is geen enkele reden die de dood van één onschuldig mens rechtvaardigt. In diezelfde tijd werkte hij aan zijn essay L'Homme révolté en aan zijn toneelstuk Les Justes, en hij verklaarde dat niet Karl Marx maar Fjodor Dostojevski de profeet van de 20ste eeuw was, de kampioen van de vrijheid tegen de tirannie der dwingende ideeën. Camus verwees daarmee níét naar de abjecte meningen van de schrijver, zijn virulente antisemitisme, zijn Messiaanse nationalisme of zijn vurig panslavisme.
Dostojevksi's beschrijving in Boze geesten (1871) van de gevolgen van ideologisch fanatisme is hoogst actueel. In Les Justes, dat zonder Boze geesten niet zou hebben bestaan, spelen Russische anarcho-terroristen uit het begin van de 20ste eeuw de hoofdrol. Camus was gefascineerd door de drijfveren van deze martelaren voor de revolutionaire religie. Door welke geest worden de zogenaamde rechtvaardigen bezield en bezeten? Zij willen de poorten openen naar een nieuwe toekomst die voor hen de enige transcendente werkelijkheid is. Voor die toekomst willen ze hun leven offeren. Door hun dood zochten zij een gemeenschap van gerechtigheid en liefde te scheppen, een missie over te nemen die de kerk had verzaakt. Er moest en zou een gelukkige wereld komen, een utopie voor iedereen in één klap, in één majestueuze aanslag gerealiseerd.
Hun strijd (een soort jihad) betrof de overwinning van het nihilisme. Kunst is scheppend nihilisme, wat paradoxaal klinkt maar dat niet is. Nihilisme is meer dan ontkenning, het is de wil tot negatie. Maar de totaalontkenner is niet een totaalongelovige. Als we niet geloven, wat geloven we dan? De mens kan de wereld afwijzen, maar tegelijkertijd weigeren zich eraan te onttrekken.
Hoe komt het dat zelfs de zuiverste geesten zich dienstbaar maken aan een moordenaar? Het is de kernvraag van Boze geesten, en van vele romans die het schemergebied achter de meningen wil omploegen. Dostojevski liet zich inspireren door de zaak-Nechajev. In 1869 richtte deze als socialist vermomde oplichter een geheim genootschap op onder de naam ‘De Volkswraak’. Doel was het met geweld omverwerpen van de regering en het vermoorden van tsaar Alexander ii. In een van zijn pamfletten verkondigde hij dat hij de tsaar zou onderwerpen aan een wrede en rituele executie in aanwezigheid van de bevrijde ‘plebejers’ op de puinhopen van de staat.
Nechajev was een Bakoenin-anarchist wiens doel het was om overal in Rusland en, later, Europa, politieke en sociale chaos te veroorzaken. Hij eiste kadaverdiscipline, blinde gehoorzaamheid. Aan de activiteiten van zijn groep kwam plotseling een einde toen op 21 november 1869 op een verlaten plek het lijk van landbouwhogeschoolstudent Ivanov werd gevonden. De moord was gepleegd door leden van ‘Volkswraak’ op instigatie van Nechajev, die Ivanov van deloyaal gedrag had verdacht. De uitvoerder van de moord kreeg tien jaar dwangarbeid, de beramer vluchtte naar het buitenland.
‘Niemand beschuldigen, ik zelf’ luiden de cruciale woorden op de laatste bladzijden van Boze geesten. Wie de terroristen van 11 september en het Irakese staatsterrorisme van Saddam Hussein wil begrijpen, dient deze roman te lezen.
Schrijven is niet hetzelfde als politiek bedrijven. De schrijver is een buitenstaander; de goede schrijver is een gevaarlijke buitenstaander; de belangrijke schrijver is een halve terrorist, een terrorist van het woord en niet van de daad.