Piet. Maar-Piet? Nee, Piet tout court. Het is niet Jan, 't is Piet. Intonatieprobleem? Het komt er vlot uit.
In Ad Foolens dissertatie vond ik een excerpt uit een stuk van Kees Fens van 1986 (in de Volkskrant van 26 mei) die een ander soort maar dan mijn valse veroordeelde: het harde afwijzende, dat in plaats van zelf weggelaten te worden hele zinsdelen kan vervangen: ‘Ik begrijp wel wat je wilt, maar...’ Het stuk was geschreven ter gelegenheid van Annie Schmidts vijf-en-zeventigste verjaardag en prees haar als strijder tegen maar als ‘kruiswoord van de voorzichtigen en de onzekeren, de voorbehoud-makers, de besluitelozen en de keerzijde-kenners, maar ook [...] van de machtigen, de repressieve toleranten en de huichelaars’.
Fens' uitval tegen de ‘maar-mannen’ en ‘maar-vrouwen’ waar Annie Schmidt een hekel aan had kan getemperd worden met voorbeelden van een levensbevorderend maar-gebruik: ‘Dit is een wild plan van je, maar laten we het proberen’, en ‘A. is een schurk, maar je kan geweldig met hem lachen.’ Daarmee is nog niet beslissend beantwoord de vraag die de consciëntieuze bestrijder van valse maren gaat dwarszitten: blijft er wel een onbetwistbare opdracht voor adversatieve maren over in de taal, en waar dan? Het is heel goed mogelijk om kolommen vol te schrijven waar maar alleen in voorkomt met de betekenis van slechts. Ik heb het een jaar lang gedaan, en niemand heeft kunnen protesteren dat ik blijkbaar geen tegenstellingen erkende. ‘Dit is niet Jan het is Piet’, ‘Ik zie je altijd met plezier en wou dat we iets tegen elkaar te zeggen hadden’, ‘het is mooi weer en nogal koud’ - dat klinkt allemaal kristalhelder zonder maar.
Pas als allerlei maren weggevaagd zijn komen de onmisbare in het zicht. ‘Ik had geen zin maar ik zal wel even gaan’, ‘Astrid is een mooi meisje maar die stem!’, ‘Wij zijn tegen oorlog maar bij het zien van de soldaten ontwaakt er een krijger in ons’ - in zulke gevallen kan maar niet gemist worden, net zomin als in Maar-niet-heus.
De verleiding om adversatief-maarloos te leven wordt aangemoedigd door ontdekking van een overgangsvorm tussen de ware en valse maren: de overtollige, waarmee nadruk gelegd wordt op tegenstellingen die zonder hun hulp vanzelf zouden spreken. Vergelijk ‘De situatie is dat ik van Marie houd en zij niet van mij’ met ‘De situatie is dat ik van Marie houd maar zij niet van mij’. De eerste formulering brengt twee mensen voor ogen die verschillend over elkaar voelen; de tweede tekent een schema waarin de figuren hun klassieke rol vervullen.
Of neem: ‘De aanleg van een stuwdam is vaak goed voor het gebied waar hij voor bedacht was, en schadelijk voor gebieden stroomafwaarts.’ Als daar een maar in stond zou het de lezer de mening opdringen dat het plan onvoldoende of vijandig doordacht was; een en laat ons zelf ons oordeel vormen.
Extreem voorbeeld: ‘De toekomst is zorgelijk, en wij blijven lachen’ tegenover ‘de toekomst is zorgelijk, maar we blijven lachen’. De eerste formulering wekt begrip voor het lot van de machteloze mensheid; de tweede is een lolletje bij een ontmoeting op een straathoek.
Dat er behalve valse maren veel opdringerige gesignaleerd kunnen worden, komt denk ik in geschrifte doordat zij een makkelijke suggestie geven van denkwerk: niet alleen dit ook dat, de schijn en de werkelijkheid, het voor en het tegen, het licht en de schaduw, het perspectief. Dat ze de precisie van een betoog verstoren doet er niet veel toe als lezers onnauwkeurig lezen: als zij tevreden zijn met een indruk van wat er ongeveer staat, in begrijpelijke termen. Waarom sloof ik mij uit? vraagt de taalgevoelige werker zich af aan het toetsenbord: de lezer gelooft het wel.
Voor antimaristen is het een uitzichtloos gevecht. Laten zij hun eigen taal maar kuisen, en zich niet bekommeren om die van anderen. Laat maar zitten. En dan ineens... In een stuk van Michael Kennedy, een muziekcriticus die mij na aan het hart ligt, stond: ‘In the title-role Lisa Gasteen [...] sometimes looked uncannily like Birgit Nilsson. But while she cannot emulate Nilsson's diamond-hard precision of tone in the upper part of her voice, she sang with affecting warmth and lyricism.’ Au! Zo'n lelijke tegenstelling, en nog complex ook: daar had iemand iets van moeten zeggen.
Zelfs ernstige overtredingen kunnen niet telkens afgestraft worden. Wij moeten ermee leren leven. Wij leven er allang mee. Wel blijkt soms dat iemand die maarbewust geworden is er nooit helemaal overheen komt - nu en dan een maar opmerkt, van zichzelf of een ander, en denkt: wat doet die daar, die verstoort de lijn van de gedachten.
Dan is er weer een maar minder.