komst van de fractie in het gebouw van de Kamer van Koophandel. Fractievoorzitter Bangemann hield een speech voor de uitsluitend met heren gevulde bomvolle zaal en begon in het Italiaans te zeggen dat wij allen behoorden tot ‘één grote politieke familie’. Hij deed dit ter sussing van het toenmalige conflict tussen onze twee Italiaanse lidpartijen, de pli en de pri. Wij begrepen niet zoveel van hun ruzie, want het ons enig bekende verschil tussen die twee was dat de Partito Liberale Italiano (in de negentiende eeuw opgericht door de monarchistische premier Baron Cavour) vooral aanhang vond bij de grootgrondbezitters en de banken, terwijl de Partito Reppublicano Italiano (opgericht door de Republikein Mazzini) de partij was van advocaten, ingenieurs en doktoren. Beide waren steevast goed voor twee à drie procent van de stemmen zonder dat sprake was van enig ideologisch onderscheid.
Zodra Bangemann echter de woorden ‘una grande famiglia’ had uitgesproken, sprongen alle toehoorders op hun stoelen, applaudisseerden en juichten zij minutenlang. Bangemann was er beduusd van. Zoveel bijval voor een oproep geen ruzie te maken had hij nou ook weer niet verwacht. Op zijn verdere speech in het Duits kwam trouwens, ook met vertolking, geen enkele reactie meer. Later hebben wij hem moeten uitleggen dat ‘famiglia’ het eufemistische synoniem is voor maffia.
De belangrijkste vertegenwoordiger van de maffia in het Europees Parlement was overigens de burgemeester van Palermo, de christen-democraat Salvatore Lima. Hij was de hofleverancier van stemmen voor Andreotti, maar dat heeft hem niet kunnen redden. Aan het eind van Andreotti's carrière kwamen de onderzoeken naar diens banden met de maffia onder leiding van onderzoeksrechter Di Pietro (nu lid van het Europees Parlement in de Liberale fractie) een beetje te dichtbij, en de angst bij sommigen rond Andreotti ontstond dat Lima in ruil voor strafkwijtschelding zou doorslaan. Hij werd op klaarlichte dag op straat in Palermo vermoord. We hebben daar nog een minuut stilte voor in acht genomen.
Lima kwam niet veel in het Parlement, maar als hij er was en op de sprekerslijst stond, wist je zeker dat alle Italiaanse afgevaardigden in de zaal zouden zijn en hem beleefd aanhoorden.
Zelf heb ik eenmaal indirect met hem en de lange arm van zijn ‘familie’ te maken gehad. In de tijd dat ik kabinetschef van de Parlementsvoorzitter was, kregen we een probleem met het register waarop de aanwezige leden tekenden. Op grond van hun handtekening werden hun dagvergoedingen betaald. Een aantal malen bleek echter dat voor aanwezigheid was getekend door mensen die er beslist niet waren, maar voor wie bodes of vriendjes hadden getekend. Ik stelde toen voor om het register van de gang naar de zittingszaal te verplaatsen. Dit gebeurde.
Dat heb ik geweten, want zelf eenmaal gekozen, kwam ik helemaal op de achterste bankjes te zitten, net onder het register. Dit had het voordeel dat je met iedereen die kwam tekenen een praatje kon maken, maar ook dat je dingen zag. Dingen die je liever niet zag.
Op een gegeven moment naderde vanuit de christen-democratische bankjes de piepkleine Vincenzo Giummarra, luitenant van Salvo Lima. Hij ging peinzend en zoekend voor het register staan, zette een handtekening, zocht verder en zette er nog een. Dat trok mijn aandacht. Hij zette er weer een, ik lette nu scherp op en zag waar hij zijn vierde handtekening plaatste, achter de naam van Lima. De kleine Guimarra was zeker niet te verwarren met de forse Lima. Terstond vroeg ik het woord en wees de dienstdoende voorzitter op het onjuiste van deze handelwijze, die ik typerend noemde voor de Siciliaanse christen-democraten. De voorzitter kondigde onderzoek aan. De uitslag van dat onderzoek werd nog diezelfde dag bekend gemaakt. Door niemand minder dan de secretaris-generaal van het Parlement, de Siciliaan Enrico Vinci. Er was, zo stond in zijn verslag, een kleine ‘administratieve vergissing’ gemaakt, die inmiddels was hersteld. Geen verdere consequenties.
Het weekend daaropvolgend werd ik thuis bij herhaling, ook 's nachts, gebeld zonder dat door de telefoon iets werd gezegd. Er klonk wel een zware ademhaling.
Daarna ben ik op mijn plaatsje in de vergaderzaal zo dicht bij het register iets minder oplettend geweest, vooral als Giummarra zijn administratieve vergissingen kwam begaan. Ik geef toe: dit was niet erg principieel, maar mijn mandaat eveneens op straat te beëindigen, ging mij wat ver.