‘Je krijgt de rest van de avond niets anders meer,’ zei de maatschappelijk werker. ‘We hebben geen buffet of automaten aan boord.’
‘Ik heb gewoon geen honger,’ zei Henry Jensen.
De volgende morgen at hij ook niets en de maatschappelijk werker zei: ‘Je kan niet zonder eten, Jensen. Het is een eenvoudige optelsom. Je hebt drie à vier duizend calorieën nodig om warm te blijven en je werk te kunnen doen.’
We zitten niet voor onze lol op deze boot. We moeten werken omdat met een groep op een schip werken een positieve ervaring is die ons karakter zal verbeteren.
Henry Jensen heeft vanavond weer niet gegeten.
‘Krijg je geen honger, man?’ vroegen wij toen we aan het afwassen waren.
‘Ik wil niet eten,’ zei Henry Jensen.
‘Wat is er met je, man?’ zei de half-Deen uit Sisimiut. ‘Heb je anorexia of zoiets? Dat is voor meisjes, man.’
De half-Deen heet Oskar Knjeldsen. Hij is nog maar net aan boord en doet gelijk of hij de baas is. Hij zegt dat hij een vrouw verkracht heeft, maar dat is opschepperij. Als het echt waar was hadden ze hem naar het tuchthuis in Qaqortoq gestuurd.
We hadden prachtig weer gisteren. De zon scheen de hele dag en ging maar heel even onder, toen wij al in onze kooien lagen, en nu is het al weer licht en ik kan nog steeds niet slapen. Ik ben een keer opgestaan. Ik wilde naar het dek om naar de zee en de bergen aan de kust te kijken, maar de grote maatschappelijk werker hield mij tegen en zei dat het nog veel te vroeg was en als ik echt niet kon slapen had hij wel een pilletje voor me.
Henry Jensen is ziek. Hij bleef vanmorgen in zijn kooi liggen.
‘Je moet wat eten, Jensen,’ zei de grote maatschappelijk werker.
‘Ik heb geen honger,’ zei Henry Jensen. ‘Laat me met rust.’
De andere maatschappelijk werker, die eigenlijk de baas is, is een vrouw. We hebben heel snel geleerd dat we bij haar uit de buurt moeten blijven. Ze wil voortdurend praten. Ze ging natuurlijk meteen naar Henry Jensen toen hij niet op wilde staan en ze praatte en praatte en toen kwam ze naar ons toe. We waren op het dek aan het schuren en het meniën, want het was nog steeds mooi weer, en ze vroeg: ‘Waarom is Henry in hongerstaking?’
‘Dat weet hij zelf niet,’ zei de half-Deen.
‘Ik vroeg het niet alleen aan jou,’ zei de maatschappelijk werkster. Ze keek ons een voor een aan, maar wij zeiden niets.
‘Begrip,’ zei de maatschappelijk werkster, ‘kan alleen ontstaan door communicatie. Je moet beginnen om met elkaar te praten.’
‘Een walvis!’ riep een van de jongens.
We renden allemaal naar de reling, maar we zagen niets.
‘Ik zag hem echt,’ zei de jongen. ‘Ik zag hem spuiten.’
‘Jij hebt vanavond wc-corvee,’ zei de maatschappelijk werkster.
‘Shit,’ zei de jongen.
‘Precies,’ zei de maatschappelijk werkster. ‘Dat soort stunts kon je op school uithalen, maar nu is het er te laat voor.’
Ik keek langs haar hoofd naar de zee en zag de rug van een walvis boven water komen, en een pluim waterdamp en toen zijn staart, maar ik zei niets.
Vanavond had ik dekwacht, van acht tot tien. Ik moest zogenaamd uitkijken voor andere schepen en ijsbergen, terwijl de schipper of de stuurman ook altijd op de brug is en bovendien hebben ze een radar. Elke nacht een paar uur aan dek staan is deel van mijn straf, maar ik vind het helemaal niet erg. Ik vond het ook nooit erg om bij een luchtgat in het ijs te staan, als we aan het jagen waren. Het kon me niet eens schelen of er nou een zeehond boven kwam of niet.