Een kathedraal voor Kees
door Rik Smits
Even dacht ik dat Rheinvis Feith uit het graf was herrezen toen ik las: ‘We belanden in zijn werkkamer, vol dossiers, laden en mappen van al die organisaties waarbij hij betrokken is. Hier gebeurt het allemaal, denk ik bij mezelf. Dit is de controlekamer, het epicentrum van het auteursrecht. Jazeker, dames en heren schrijvers, hier wordt gewaakt over úw en ons aller eigendommen. En wel door een échte schrijver: een schrijver van verdienste!’
Maar het was Feith niet. Het was toneelschrijver Hans van Hechten die het anders zo saaie verenigingsblaadje van de voormalige
Vereniging van Letterkundigen (VvL) voor een keer opvrolijkte met lange pagina's waarachtig Walkurenproza.
De geciteerde zinnen vormen het stomend slot van het artikel ‘Schrijver van verdienste’, een interview met Kees Holierhoek. Inderdaad was Holierhoek ooit een verdienstelijk scenarist en toneelschrijver, die diepmenselijke onderwerpen niet uit de weg ging, getuige deze omschrijving uit de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren: ‘Zijn uit 1971 daterende eenakters Fietsen in het donker en Vingers van de macht (beide 1977 opgevoerd) tonen de machtsbeluste mens, die in steeds wisselende krachtsverhoudingen zijn eigenbelang probeert veilig te stellen door intimidatie of manipulatie.’
Maar al decennia houdt Holierhoek zich veel meer dan met schrijven bezig met allerlei auteursrechtelijk bestuurswerk. Als drs. C.P.A. Holierhoek bouwde Kees een indrukwekkend imperium op. Hij is de paus van het leenrecht, de keizer der kabelgelden en gesel van de nblc, het verbond van openbare bibliotheken. Van het P.C. Boutensfonds - dat hij liefst een beetje geheim houdt - tot het Bedrijfsmiddelenfonds, de Stichting Reprorecht en de Stichting lira-fonds, Kees is voorzitter, penningmeester of op zijn minst bestuurslid van alles wat met het geld van schrijvers te maken heeft.
Alles? Wel, bijna alles: één domein heeft zich standvastig tegen zijn invloed geweerd, en hem zelfs uit zijn oorspronkelijke pronkburcht, het Schrijvershuis aan de Amsterdamse Huddestraat, weten te verdrijven. Dankzij het Fonds voor de Letteren is Kees een keizer in exil, en even tussen ons: dat steekt.
Maar dat zal gelukkig niet lang meer zo zijn. Onlangs is, na lange jaren van schijnbaar steeds hopelozer strijd tussen de almaar hoger oplopende prijsgolven voor onroerend goed voor een kleine anderhalf miljoen euro een nieuw paleis veroverd aan de prestigieuze Amsterdamse de Lairessestraat. Een paleis met wel twee logeerkamers, zodat de hofhouding eindelijk een gepaste staat kan voeren. Een paleis dat maakt dat Kees niet langer veroordeeld is tot uitsluitend verblijf in het treurige Avignon dat de burelen in Hoofddorp van cedar voor hem waren, het overkoepelende Centrum voor Dienstverlening Auteursen aanverwante Rechten waar elf van die door hem bestuurde stichtingen huizen. Een hele overwinning voor de schrijvers van Nederland! Het was ook het einde van een barre zoektocht door de Vereniging van Schrijvers en Vertalers (VSenV), de Ronde Tafelorde die Holierhoek creëerde uit bestaande kampioenen van verschillende soorten schrijvers, waaronder de VvL. Een zoektocht die zoveel energie verslond dat de VSenV in de bijna vier jaar van zijn bestaan aan niets anders heeft kunnen toekomen.
Erg is dat overigens niet, want die VSenV hoeft verder ook niet werkelijk iets te doen. Kees weet dat legers er niet zijn om in te zetten, maar om mee te paraderen. De VSenV is dan ook geen echte Ronde Tafel, maar eerder zijn persoonlijke Zwitserse Garde, een lijfwacht van tinnen soldaten, gewapend met enkel hun verschillende, bontgekleurde uniformen om nieuwe rekruten te lokken.
De echte parels aan het snoer van zijn macht zijn die vele bestuurslidmaatschappen die Kees bekleedt. Overal in het wereldje dat namens