zingend met hoge snelheid voorbij ziet fietsen.
De jongen koopt een zak gemengde drop en een pot handcrème. Ik wil vragen of hij die spullen nodig heeft voor zijn nieuwe vieze film, maar ik zeg niets. Hij ziet eruit alsof hij weet wat ik wil zeggen. Hij houdt zijn spullen stevig tegen zijn lijfje aan en kijkt naar zijn schoenen. Hij is bang voor me. Ik ben bang voor hem. Hij is een jongen die als hij de discussie niet kan winnen zegt: ‘Jij dan dik varken!’ Ik zal daar dan twee weken kapot van zijn.
Ik loop snel met mijn tasje de winkel uit. ‘Jij dan dik varken!’ Maar de jongen zegt niets. Hij weet waarschijnlijk dat ik het al tegen mezelf gezegd heb. ‘Laten we aan haar niet meer woorden verspillen dan echt nodig is,’ zal hij denken.
De net gekochte spullen stop ik met tasje en al in mijn koffer en rits die meteen dicht. Ik heb aan één koffer genoeg. Is dat goed? Zullen de anderen meer spullen meenemen? Gabrielle wel in ieder geval. Ik heb niet eens meer spullen. Ik laat het maar zo, maar ik zal me toch maar wel weer opmaken. Iets minder bruin dan vanmiddag en iets minder zwart op mijn ogen. Zal ik mijn rode gympies meenemen? En mijn discman? En welke cd's dan? Oh en boeken! Als ik dat allemaal meeneem, heb ik aan één koffer niet genoeg. Dat staat misschien toch beter.
De telefoon gaat. Het is Peter. Hij heeft oorontsteking hij mag niet vliegen hij moet hier blijven oh dan blijf ik bij jou dan ga ik ook niet nee ik ga niet zonder jou jij moet eerst beter worden.
Op weg naar de telefoon struikel ik over de koffer. Oh nee ik kan niet mee ik heb mijn been gebroken.
‘Met Elian.’
‘Hé met Sarah! Ben blij dat je thuis bent.
‘Hoi Saar.’
‘Hé, gaat ie goed, kom je ook vanavond?’
‘Waar, wat?’
‘Wat wat, vanavond in De Vooghel! Willem viert zijn afscheidsfeestje, jij moet ook komen. Willem wil het ook heel graag, maar dat mag ik niet zo van hem zeggen.’
‘Saar, ik kan niet vanavond, ik heb dat etentje weet je wel.’
‘Je gaat toch pas morgen op vakantie?’
‘Ja, maar vanavond heb ik een etentje met ze.’
‘Nou, je klinkt niet echt alsof je er zin in hebt.’
‘Nee, ik heb wel zin.’
‘Je ziet ze toch de hele vakantie al, dan kun je vanavond met ons. Zonder jou is het een saai feestje. Alsjeblieft alsjeblieft.’
‘Maar Saar, wat moet ik dan zeggen?’
‘Zeg gewoon dat je toch niet kan.’
‘Maar wat moet ik dan zeggen?’
‘Dat je een ander feestje hebt.’
‘Maar dat kan ik toch niet zeggen?’
‘Tuurlijk wel, we missen je, je komt nu meteen hierheen.’
‘Okay Saar, ik mis jou ook heel erg.’
‘Geweldig, ga ik meteen Willem bellen, doet-ie zijn mooiste blouse aan.’
‘Saar nee!’
‘Hij doet toch wel zijn mooiste blouse aan.’
‘Doeg.’
Nu heb ik een probleem. Nog een. Ik ga dus niet mee naar Simon en Gabrielle vanavond. Laat ik Peter een sms-je sturen. Die leest hij waarschijnlijk pas als hij al daar is en als hij mij dan probeert te bellen, heb ik mijn mobieltje per ongeluk uit staan. Lijkt me de beste oplossing. Laat ik ook niet zeggen dat het om het afscheidsfeestje