[659]
Deze maand
Er is een grappige - of verontrustende - relatie tussen de huidige chaos in het Nederlandse politieke leven en de subsidiëring der literaire tijdschriften. Ik zal dat proberen uit te leggen. Dit zal ik zoveel mogelijk doen in woorden van één lettergreep, want volgens de statistieken van de International Adult Literacy Survey (ials) is ons land thans in diverse opzichten te beschouwen als een nauwelijks geletterde natie.
De ials is een internationaal onderzoek betreffende ‘geletterdheid’ en een belangrijk aspect daarbij is het ‘begrijpend lezen’ van beschouwende teksten. Het blijkt dat Nederland het helemaal niet slecht doet wat betreft de geletterdheid van middelbare scholieren (hoewel de oeso onlangs klaagde dat bij ons slechts 63 procent van de beroepsbevolking zinvol voortgezet onderwijs heeft genoten, tegen 86 procent in de VS, 82 procent in Noorwegen, 81 procent in Duitsland en 80 procent in Zwitserland). Meet men echter de vaardigheid abstracte teksten te begrijpen onder mensen met een universitaire opleiding, dan verandert de situatie. Volgens de ials blijft liefst 15 procent van de Nederlanders met een academische opleiding steken op ‘niveau 2’ van geletterdheid en komt 75 procent niet boven ‘niveau 3’ (van de vijf in totaal). Ik herhaal dit nog even, want u gelooft het vast niet: volgens de ials blijft 15 procent van de Nederlanders met een academische opleiding steken op ‘niveau 2’ van geletterdheid en komt 75 procent niet boven ‘niveau 3’ (van de vijf in totaal). Dit wijkt nauwelijks af van geletterdheid onder mensen met een mbo-opleiding en is in internationaal opzicht erg laag. Als noot voeg ik er aan toe dat van eerstejaars studenten in Nederland 3 procent als functioneel analfabeet beschouwd moet worden, terwijl van de geslaagde doctorandussen precies hetzelfde percentage deze kwalificatie krijgt.
Vanuit dit perspectief blijkt er plots een maatschappelijke samenhang tussen het beperkte vocabulaire van lpf-prominenten en de volgende passage in het recente Rapport Literaire Tijdschriften van het Nederlands Literair Produktie- en Vertalingenfonds: ‘De commissie “Literaire tijdschriften” is van mening, dat de door het nlpvf gesubsidieerde literaire tijdschriften in hun onderlinge verhouding een rijk geschakeerd beeld tonen van de stand van zaken in de Nederlandse literatuur. Zo rijk, dat enige onderscheidingsdrift hier en daar de sfeer zou kunnen verlevendigen. De tijdschriften zijn nog maar zelden te identificeren met een duidelijk afgebakende literatuuropvatting. Het is als een verarming te beschouwen, dat dientengevolge steeds minder auteurs zich in het bijzonder met een van de tijdschriften verbonden tonen.’
Een knieoor valt misschien over de foutieve komma's, over het onheldere tussenvoegsel ‘in hun onderlinge verhouding’, over een adjectief als ‘duidelijk’ (bij afgebakend), over de kromme constructie van de laatste zin (waarin ‘dientengevolge’ nu verdwaald is). Neen, het gaat mij om de redenering als geheel. Het moet wel zo zijn dat ik tot 75 procent der academische Nederlanders behoor die moeite hebben beschouwende teksten te begrijpen. Ik begrijp hier namelijk helemaal niets van. Hoe kan iets in ‘hun onderlinge verhouding’ een ‘rijk geschakeerd’ beeld vertonen dat ‘zo rijk’ is dat alles op elkaar lijkt en dus helemaal geen rijk beeld is?
Terwijl ik hierover piekerde, kreeg het Christelijke literaire tijdschrift Liter een volwaardige subsidie en werd het Friesche internet-tijdschrift Kistwurk beloond met een dubbele stimuleringsubsidie. Van harte onzerzijds, maar kern van de zaak is dat wie dit soort zinnen schrijft, dicht aanschurkt tegen het verbale repertoire van de lpf. Ons culturele landschap biedt een vruchtbare bodem voor loze woorden. - bb