vieze drempel en dan de hoogte in met lijf en lijf en lijf, zijn benen lijken wel drie meter lang en zijn gezicht is vervormd tot een enorme kin met neusgaten. Kikkerperspectief heet dit. Ik ben de kikker.
Arnold belde me net en hij en Peter gaan ook naar het concert vanavond. Dan gaan we met zijn vieren. Krijg je toch je zin.’
Ik vind dat hij wel wat aardiger mag doen voor iemand die speciaal voor mij uit de lucht is komen vallen.
‘Ho’, zeggen we dan en dan doen we ho. Morgen wordt alles anders.
‘Het is nu de negentiende, twintigste, eenentwintigste keer dat we hier in dit mooie, mooie zaaltje spelen, maar vanavond lieve mensen...’
Een luid gejuich onderbreekt de zanger.
‘Maar vanavond lieve mensen’, vervolgt hij, zijn stem verheffend,’ maar vanavond lieve mensen, ik mag het eigenlijk niet zeggen, ik moet het eigenlijk niet zeggen.’
Mijn wangen gloeien, ik ben verliefd. Ik ben verliefd op muziek, op liedjes, op muziek die ik kan voelen dreunen in mijn buik, verliefd op bands, op De Dijk, op Huub van der Lubbe, op de jongen die al een uur een arm om mij heen heeft. Ik ben verliefd op alles en op het gevoel dat dit gevoel nooit meer overgaat. Iedereen juicht, iedereen verliefd.
‘Maar vanavond lieve mensen is de mooiste avond van allemaal!’
‘Speel het dak eraf!’, roep ik. Niemand hoort mij.
‘Het dak eraf!’ roep ik nog een keer terwijl ik tussen alle mensen in de lucht probeer te springen. Niemand hoort mij, niemand ziet mij.
Ik zing mee met alle liedjes en ik dans.
In het tl-licht op de wc van de disco ziet mijn gezicht er nog bleker uit dan anders. Wallen onder mijn ogen en twee diepe groeven in mijn gezicht op de plek waar twee uur lang een lach heeft gezeten. Ik zie er slecht uit van het lachen.
Met mijn handen trek ik de groeven weg. Zoals een plastisch chirurg die laat zien hoe de vrouw van middelbare leeftijd eruit zal zien ná de operatie. Als ik mijn wangen loslaat vallen de diepe lijnen weer terug.
‘Niks meer aan te doen,’ zeg ik tegen de spiegel.
Het meisje dat naast mij haar handen wast, kijkt verschrikt op.
‘Raar licht hè,’ zegt ze, terwijl ze haar handen droogt aan een stukje wc-papier.
‘Ja,’ zeg ik. ‘Ik lijk wel een spook!’
‘Je bent de mooiste van de avond,’ zegt ze fluisterend terwijl ze achter me staat. Ik voel haar adem in mijn nek. ‘Jij bent de mooiste van de avond,’ wil ik zeggen om haar net zo'n goed gevoel te geven als zij mij gaf, ik zeg niets, zelfs ik weet dat dat raar is om te zeggen. ‘Dan vraag je erom,’ zou Anna zeggen. Ik kijk haar aan in de spiegel. Ze glimlacht, ze is lief. ‘Jij bent lief,’ wil ik zeggen. ‘Je hebt erom gevraagd,’ zou Anna zeggen.
‘Dankjewel,’ zeg ik tegen het meisje. Ze heeft een paars T-shirt aan met een hond erop die gitaar speelt.
‘Leuk T-shirt,’ denk ik. ‘Niet verliefd worden,’ denk ik vervolgens. Nooit meer verliefd worden. Ze staat nog steeds achter me, veegt een beetje uitgelopen mascara weg. ‘Ik ga maar weer terug,’ zegt ze en ze lacht. Ze is het mooiste meisje van de avond. Voor ze de deur open doet, haalt ze diep adem, laatste hap frisse lucht.
Nooit meer verliefd worden. Omdat Bas achterstevoren Sab is, omdat Anna achterstevoren Anna is, omdat ik ook zo'n T-shirt heb, omdat ie zijn veters met vier lussen kon strikken. Nooit meer.
‘Ga maar weer terug,’ zeg ik tegen de spiegel. ‘Ik ben niet zo gek als je denkt dat ik ben.’