[657/658]
Deze maand
Ten einde de zomer, en wij zijn niet verlost! - jeremieerde Jeremia (8:20) toen het even tegenzat. Maar gelukkig zijn er ook zomers die het hart verlichten, de ziel bevrijden van het menselijk tekort en de geest uittillen boven de smarten des levens. Ik bedoel zomers waarin er wat te glimlachen valt. Dit was zo'n zomer. Er gebeurde in Nederland vrij wat waarover te glimlachen viel, en de breedste glimlach ontlokte misschien wel een stuk van Arnold Heumakers in NRC Handelsblad.
Heumakers is een doorgewinterd literair criticus - voorheen schreef hij voor de Volkskrant - en werkt ook als historicus bij de universiteit. In welke volgorde is niet altijd duidelijk, zoals wanneer hij boeken recenseert van de hoogleraar die huist in de kamer tegenover de zijne. Vast staat evenwel dat hij een aanzienlijke kennis van de cultuurgeschiedenis heeft, gefascineerd wordt door de rol van literatuur en kunst in de moderne samenleving (‘zoals die sinds Verlichting en Romantiek gestalte heeft gekregen’), en tot zijn favoriete auteurs Beckett, Schmitt, Heidegger, Jünger, Céline en Mulisch rekent. Hij is kortom niet bekend als grapjas, maar meer vanwege boeken met gedragen titels als Onleefbare waarheden (1990), De fatale cirkel (1997) en De achterkant van de beschaving (2002). Sommigen zien in hem de vleeswording van de accentverschuiving in de NRC van een kritisch-rationalistische traditie (Poll, Kousbroek, Hermans) naar een zonderling soort metafysica (Heumakers, Anna Tilroe, Marjoleine de Vos). Zeker is dat Heumakers zich deze zomer van een lichtere kant liet zien. Onder de titel ‘De chaos vraagt om keuzes’ bood hij een hilarische pastiche op een verwaten, opgeblazen en self-important criticus die zichzelf opperpriester waant van de religie die literatuur heet en verstrikt raakt in zijn zendingswerk.
Het stuk handelt over het belang van de literaire canon. Heumakers klaagt dat de zojuist gepubliceerde canon van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde ‘weinig origineel’ is - ach, toon ons een originele canon - maar gaat al snel over tot cultuuranalyse. Hij schrijft: ‘Voor de verkoop maakt het niet uit of een boek tot de literatuur wordt gerekend. De boekenmarkt is het domein van het literaire bedrijf en de literatuur vormt daarvan niet meer dan een onderdeel.’
Prachtige zinnen, wat u zegt, hoewel het enigszins onduidelijk is wat nu wordt gerekend tot welk domein. Gelukkig volgt opheldering: ‘Zelf denkt de literatuur daar anders over - zij ziet zich liefst als parel in de kroon, niet alleen de kroon van het literaire bedrijf maar van de hele cultuur.’
Zelf denkt de literatuur daar anders over. U begrijpt: gisteren nog daalde de stem van de literatuur neer op Heumakers en openbaarde plechtig: ‘Nee hoor, ik denk daar heel anders over.’ Maar ondanks die hemelse stem loeren de heidenen overal: ‘De literatuur is ingehaald door de massacultuur, die aan zulke exclusieve parels geen boodschap heeft, net zo min als aan categorisch onderscheid tussen hoog en laag.’
Heumakers bedoelt hier toch niet de massacultuur waar de ‘Top-40’ is uitgevonden als bewijs dat het onderscheid tussen hoog en laag er een sleutelrol speelt? Neen, hij heeft een ‘speeltuin’ op het oog, gezien zijn diagnose van ‘de huidige literatuur’, waar ‘duidelijk omlijnde stromingen en richtingen lijken te ontbreken en schrijvers en dichters zich allereerst opstellen als vrije, unieke individuen, op dit punt niet verschillend van hun soortgenoten in de speeltuin van de massacultuur.’
Weet u wat ik nu altijd denk als ik een stuk van Heumakers lees? Ik denk: Zelf denkt de literatuur daar heel anders over. En ik haal opgelucht adem. - bb