Ze schrok op door het schrapen van stoelpoten op beton. De rechercheur zat weer tegenover haar aan tafel. Had ze geslapen? De geboeide man en de agent waren verdwenen.
‘Waarom duurt het toch zo lang?’ vroeg ze terwijl ze wist dat het geen zin had dit te vragen. Hij was haar geen verantwoording schuldig. Maar hij keek haar recht aan en antwoordde: ‘Het spijt me dat ik u heb laten wachten. Dat komt, ziet u, we zijn al een tijdje met een zaak bezig. Elektronicasmokkel. Vannacht hebben we eindelijk iemand kunnen pakken die vermoedelijk deel uitmaakt van een bende die in heel Oost-Afrika actief is.’
Smokkelaars. Ze begreep het. Opgepakt. En dan? Waarschijnlijk zouden alle politiebeambten eerst een graantje meepikken van de smokkelwaar. Een hoger geplaatste ambtenaar zou dan contact opnemen met de betrokken hot-shot, met zijn protserige barokke huis en zijn donaties aan goede doelen. De verdeling van de buit werd vervolgens in alle redelijkheid besproken. Spreken gaf zilver, maar zwijggeld gaf goud. Intussen kon de smokkelaar, een of andere arme sloeber, creperen in een cel.
‘Is het dan mogelijk dat ik morgen...,’ begon ze.
‘Stelt u zich eens voor,’ onderbrak hij haar op de toon van iemand die gewend is de leiding van het gesprek te hebben, ‘mensen als u komen ons land helpen moderniseren, maar wat aan de ene kant wordt opgebouwd, wordt aan de andere kant weer kapotgemaakt. Een nieuwe moraal, dat is wat we nodig hebben om dit land vooruit te helpen.’
Ze knikte. Dit soort betogen had ze meer gehoord. Vroeger had ze zich er door laten raken. Er waren dus toch mensen die nadachten en niet alleen geïnteresseerd waren in zelfverrijking. Later pas had ze begrepen dat dit soort uitspraken geen politiek maar een sociaal doel hadden: het vullen van een stilte, het paaien van een vermeend rijke buitenlander, het simpelweg voeren van een conversatie. Door met elkaar te praten, ook al gaat het nergens over, bouw je een relatie op. Door een relatie op te bouwen, ook al stoelt die nergens op, bouw je afhankelijkheid op. Ze speelde mee en beaamde zijn woorden.
Ze dronk de rest van het glas leeg. Het water smaakte muf en lauw. Als hij nu maar gewoon geld wilde, maar daar moest hij dan wel eerst zelf op zinspelen. Zo werkte dat. Ze keken elkaar aan. Hij vouwde de map open en trok een pen uit zijn uniformjasje.
‘Wat wilt u nog meer weten, bwana?’ vroeg ze vriendelijk. Even nog.
‘Wat deed u toen u op de Zandbank aankwam?’
‘Zoals ik al heb uitgelegd: we laadden eerst alle spullen uit. U weet, er groeit niks, en daarom nemen we altijd een parasol mee, voor de schaduw. Die zetten we op en we legden onze spullen eronder.’
‘Wat had u allemaal mee?’
‘Een koeltas met eten en drinken. Handdoeken, zwemspullen, boeken.’
‘En toen?’
‘We smeerden ons in met zonnecrème, we dronken koffie en aten er de taart bij die mijn vriendin had gebakken.’
‘Dat klinkt vrolijk.’
‘Ja, wat dacht u dan?’ ze schrok zelf van haar pinnige reactie. ‘Ik bedoel, het was toch fijn zo met zijn drieën, wie kon vermoeden wat er zou gebeuren?’
Hij keek haar een tijdje aan zonder iets te zeggen.
‘Hoe lang doet u er eigenlijk over met de boot?’
‘Het hangt af van de wind en de golven. Misschien een uur. Ja, zeker wel. Het is drie kwartier naar Bawe eiland, en dan nog eens zoiets. Anderhalf uur totaal, denk ik. Zoiets.’
‘Uw man bedient meestal de boot?’