[653]
Deze maand
Sommige nieuwe woorden zijn zo gespierd dat ze zich met een vanzelfsprekende autoriteit nestelen in het culturele landschap. Het ene moment bestaan ze niet, en het volgende is het alsof ze immer deel zijn geweest van ons collectieve vocabulaire.
‘Subsidieproza’ is zo'n woord.
Het werd uitgesproken door Lisa Kuitert, hoogleraar Boekwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam, tijdens haar recente oratie. Wat zij ook verder te berde bracht, dit woord is een verrijking van het Nederlandse geestesleven. Misschien is niet geheel duidelijk wat het betekent, maar dat het iets betekent is zonneklaar.
Het woord werd geboren in een betoog waarin Kuitert pleitte voor onderzoek naar de ‘verliteratuurde literatuur’. Daarmee bedoelde ze de literaire productie die zijn oorsprong en eindpunt vindt in ‘het gesloten circuit’ dat volgens haar is ontstaan sinds in 1965 het Fonds der Letteren werd opgericht en Nederland een georganiseerd systeem van literatuursubsidiëring kreeg. Het Fonds beheert thans een begroting van 5 miljoen euro, maar volgens Kuitert is het duidelijk dat de Nederlandse literatuur er ‘bij alle stimulerende maatregelen van de overheid niet op vooruitgegaan is’.
Dit laatste zou ik niet kunnen onderschrijven, want in Hollands Maandblad valt geen subsidieproza te lezen, maar wel werd ik getroffen door haar observatie dat het ‘gesloten circuit’ ook recenserende journalisten en adviserende wetenschappers omvat. Wellicht dat deze opmerking mede debet was aan de commotie in de pers.
Zo reageerde in Vrij Nederland schrijver en columnist Hans Maarten van den Brink furieus, terwijl Marjolein de Vos in NRC Handelsblad sneerde dat Kuiterts betoog bestond uit ‘flauwekul’ en ‘slecht onderbouwde meninkjes’. Misschien hebben zij gelijk, doch het was opvallend dat juist zij zulke taal bezigden. Van den Brink is lid van het bestuur van het Fonds der Letteren en de chef boeken van het blad waarin hij schrijft, Jeroen Vullings, had zitting in de ‘leescommissie proza’ van het Fonds, terwijl Marjoleine de Vos lid was van letterencommissie van de Raad voor Cultuur.
Hier is niets op tegen, denk ik, net zomin als er iets op tegen is dat nrc-recensente Janet Luis actief is als bestuurslid van de Jan Campert-stichting die literaire prijzen uitdeelt en lid is geweest van 41 literaire jury's, of dat Aleid Truyens, chef boekenbijlage van de Volkskrant en Hanneke Wijgh, redacteur boeken bij Trouw, ‘adviseur’ waren bij het Fonds. Zij allen zijn mensen met hart voor de letterkunde.
Toch sluimert hier wellicht het probleem waar Kuitert op wijst. Dient een literaire journalist wel hart voor de literatuur te hebben? Is het normaal dat een journalist lid is van de Raad voor Cultuur? Kan een economieredacteur ook lid zijn van de ser? Of dreigt hier een poldermodel waar ideeën en belangen vervagen?
Het zijn interessante vragen, waarop ik geen antwoord weet. Wel herinner ik me dat zes jaar geleden in Engeland ook al vraagtekens werden gezet bij de overheidsfinanciering van de literatuur. Destijds betoogde Lord Gowrie van de Arts Council dat het heilzaam zou zijn voor het literaire klimaat indien de subsidies voor schrijvers zouden worden afgeschaft. Sindsdien is weinig meer van hem vernomen.
Gelukkig volgen hier louter woorden die op eigen benen kunnen staan: een betoog over de existentievraag van Jaap van Heerden, een exposé over geven en nemen van A.L. Schneiders, nieuw proza van Frans Stüger, Geert van der Kolk en Rita Vrij, alsmede poëzie van Emma Crebolder, Chrétien Breukers en Arthur Constandse. Genoeg om ons een maand weer nergens wat van aan te hoeven trekken. - bb