zijn functioneren in Straatsburg hen geen bal schelen.
Die les van de onafhankelijkheid der nationale delegaties had Giscard blijkbaar niet begrepen, toen hij enkele maanden na het voorval in Den Haag zonder enige vooraankondiging meldde dat we als liberale fractie in z'n geheel zouden toetreden tot het Christen Democratische blok. Zijn calculatie moet zijn geweest dat de Christen-Democraten aan de beurt waren voor het voorzitterschap van het Parlement, en dat die functie geknipt was voor hem en in het bijzonder voor zijn aspiraties om weer in de richting van het Elysée af te reizen.
Wat hem daarbij ontging, was dat geen rechtgeaard liberaal, zeker niet in de Beneluxlanden, het zich kon veroorloven om in Straatsburg met de religieuzen van cda, cvp of psc in één fractie te zitten. Het pandemonium dat in de fractie over zijn voornemen losbrak, was derhalve niet gering. De Luikse collega, oud-Kamervoorzitter Jean Defraigne stond te loeien, de kleine Portugees Carlos Pimenta ging op zijn stoel staan om het woord te krijgen en uiteindelijk mocht ik de ultieme belediging plaatsen met de opmerking ‘dat ik dan nog liever communist werd’.
Toch was het verhaal daarmee nog niet afgelopen. Giscard kon uiteraard niet zomaar zijn afgang accepteren. Hij trad af als fractievoorzitter met het excuus dat zijn taken in Frankrijk - hij was daar voorzitter van de vaste commissie voor buitenlandse zaken in de Assemblee - meer tijd en aandacht vroegen. Hij wees zelf nog wel, met behulp van zijn landgenoten in de fractie, de Radicaal Yves Galland als zijn opvolger aan.
Een maand later lazen wij in Le Figaro dat Giscard was toegetreden tot de Europese Christen Democratische fractie. Hij had wel het lef om zijn stap in de fractie te komen toelichten. Zijn redenering kwam erop neer dat de Fransen hun invloed konden versterken door zich met grotere aantallen in de grote fracties in te schrijven in plaats van zich te verdelen over Gaullisten, Liberalen, Christen-Democraten, Radicalen en ter linkerzijde Socialisten, Groenen en Communisten. Toch liep het niet erg fortuinlijk af voor hem. Hij werd in elk geval geen kandidaat voor het parlementsvoorzitterschap namens de Christen-Democraten.
Met Giscard verdwenen ook drie van zijn secondanten uit de Liberale fractie, Alain Lamassoure, oud-seminarist, later door zijn chef naar voren geschoven als Frans staatssecretaris Europese Zaken (nu weer lid van het Europees Parlement); de generaal Giannou Lacaze, oud-chef-staf onder Giscard, en Robert Hersant, de eigenaar van meer dan de helft van de Franse pers. Het vertrek van de laatste was trouwens een herhaling van zetten. Hersant was al eerder lid van de Europese Christen-Democratische fractie, maar vertoonde zich daar nooit (net als in onze fractie). Zijn belang was de parlementaire onschendbaarheid, zodat hij zich niet hoefde te verantwoorden voor het overtreden van de Franse wet (die speciaal voor hem was geschreven), waarin eigendom van meer dan 50 procent van de nationale pers werd verboden. Toen hij terugging naar de Christen-Democraten, bleek hij niet te weten waar hun fractiekamer was.
Het moment dat dit illustere viertal opstond om de fractie demonstratief te verlaten, was min of meer memorabel voor mij. Net iets te hard zei ik in het Frans: ‘Daar gaat hij dan, want Parijs is hem wel een mis waard, met zijn aalmoezenier, zijn stafchef en zijn persagent.’ Het mag een wonder heten dat ik de blik overleefd heb die Giscard mij toewierp.
Onlangs werd Giscard d'Estaing op zijn 76ste geïnstalleerd als voorzitter van het Europese gremium ‘De Europese Conventie’, dat - met 105 leden en evenveel plaatsvervangers - plannen voor een nieuw Europa moet maken. Omdat hij ook voorzitter is van de Internationale Europese Beweging, kom ik hem nog wel eens tegen. Dan groeten wij elkaar beleefd, maar niet hartelijk.