| |
| |
| |
De verjaardag
door Corine Koole
Lieve mama - mijn sokken zijn vuil, mijn ogen zijn rood, onder mijn voeten zitten blaren, ik ben moe. Londen is een vieze stad. Ik ben al twee keer bijna onder een auto gelopen omdat ze hier weigeren de verkeersregels van het vasteland aan te houden. In grote letters staat op de straten Look Right, Look left, desondanks heeft Todd me al twee keer bijna onder de wielen van een viertonner vandaan moeten krabben. Het slachtoffer worden van mijn eigen gewoontes, alles behalve dat, mam. Ik richt me tot u omdat een brief naar Anton zou worden uitgelegd (door u, door hem en in de eerste plaats door mijzelf) als een manier om verantwoording af te leggen of om schuld te bekennen. Ik heb geen schuld, waarom zou ik het bekennen?
Ik schrijf om de dingen op een rijtje te zetten. Ik heb ontzettende zin in zo'n chronologisch collegerijtje. A) aankomst in Londen; A. 1) het diner; A. 1.1) chocolademousse; A. 1.2) het neerleggen van het servet en het verlaten van de zaal aan de arm van Todd. Snap je wat ik bedoel? Door helder en gedetailleerd op te schrijven wat me hier houdt, zal het me duidelijk worden waarom ik weer terugga. (A. 1.3 is niet de eerste zoen.)
Ja, lieve mama, ik kom weer terug. Met hangende pootjes. Anton belt me dagelijks. Hij beweert zelfs dat hij een kind van me wil. (Zucht je nu, lieve mama, of lach je? Had je net je vriendinnen verteld dat ik weg was, misschien wel voorgoed, en moet je hen nu weer vertellen dat je dochter bang is voor links rijdend verkeer en spoorslags huiswaarts keert.) Ik ga je zeggen, mama, wat ik gedaan heb, of, wat ik niet gedaan heb. Aan wie anders, dan aan de vrouw die dacht dat ik bietjes had gegeten toen ik voor het eerst ongesteld werd, omdat ze niet kon geloven dat haar dochter al zo groot was, die me mijn gebruikte maandverband in papieren groentenzakjes liet stoppen, en dan pas in de vuilnisbak. Gekreukelde zakjes - ons geheim - die je voor ons beide bewaarde in de kast waar de stofzuiger stond, bij wie ik op schoot kroop tot ver in mijn tienerjaren als papa voorlas uit de bijbel en die me wiegde en zei dat ze altijd van me zou houden, altijd, altijd, altijd, al zou ik achter tralies zitten.
Mam, luister, dit is een stuk uit mijn dagboek, als ik er een bijhield. (Ik moet trouwens een beetje opschieten, het is nu tien uur, ik ben net naar de film geweest en zit nu in The French House, een pub in Dean Street maar cafés hier sluiten vroeg.) Wat ik wil zeggen: ik ben te moe om te censureren. Om rekening te houden met je preutse vooroordelen. Was jij het niet altijd die zei dat we eerlijk moesten zijn, niets voor elkaar verborgen moesten houden? Soms kijk ik naar je, als je de sla snijdt en mij vraagt van slasaus en azijn een dressing te maken. Je hebt dat plastic Snoopy-schort aan dat ik je eens voor je verjaardag heb gegeven, je hebt een aardappelschilmesje in je hand, want goede Franse messen vind je onzin. Ik plaag je ermee. ‘Als ik weer kom, neem ik een Sabatier voor je mee.’ Je zegt: ‘Je kunt toch wel dansen al is het niet met de bruid.’ In je stem klinkt berisping. Ik zie je samengeknepen lippen en denk, jij hield alles voor me verborgen, alles, je verlangens, je ambities, alles. Er zijn weinig genoegens zo erotisch als door een ui glijden met een Sabatier.
Het was vijf uur vanmiddag, pas vijf uur geleden. Ik zat op de bank. Todds bank. Todd Morris. Vergeet die naam. (Geef me een stuk papier, en een Bic en ik zou een uur kunnen doorbrengen met alleen het schrijven van die naam. Snel langzaam, groot en klein, met en zonder streep eronder, met en zonder adres, met en zonder te- | |
| |
lefoonnummer. Vooral de twee rr-en in zijn achternaam maken me erg vrolijk. Ik schrijf de r zoals de schrijfmachine dat doet. Met twee flinke overkappinkjes waaronder ik kan schuilen.)
Om ongeveer tien over vijf besloot ik me uit te kleden. Ik legde mijn kleren op een stoel, pakte een sigaret en sloeg Todds McGregor badjas om, het enige luxeobject in dit kale appartement dat leek alsof het was ingericht met louter gekregen spullen. Ik liep naar de bruine corduroy bank en ging zitten. De tijd verstreek. Ik geloof niet dat ik ooit eerder in mijn leven op deze manier gewacht heb. Zo rustig, zo zuiver, zonder een boek te pakken, zonder iemand te bellen. Wachten. Zonder ergernis. Zonder ongerustheid. Zonder verwijten.
Het wachten maakte me high. Ik zag mezelf van bovenaf zitten, zoals de bijna-doden ineens een totaaloverzicht krijgen voorgeschoteld, net op het moment dat ze er niets meer aan hebben. Ik probeerde me in beweging te zetten, ik wilde de fotograaf bellen met wie ik een reportage moest afmaken. Het regende nu al vier dagen. We moesten beslissen of we zouden wachten op beter weer of een artikel zouden samenstellen met de foto's die we de eerste dagen hadden gemaakt.
Plannen maken zou helpen. Een toekomst, ook al was die niet meer dan een vooruitzicht, niet meer dan een afspraak om morgen het Designmuseum te fotograferen, zou me helpen opnieuw in mijn leven te stappen. Ik moest weer samenvallen met mijn werk, met automatismen, met alles wat tot voor een week mijn leven was. Sommige dingen verliezen hun aantrekkingskracht zodra ze uit het zicht zijn. Als ik bleef zitten op die verschoten bank met koekkruimels tussen de kussens zou de flat het in echtheid winnen van Anton, van de fotograaf en van jou, jouw moraal, mama.
Ik keek naar de druppels op de zwarte, gordijnloze ruiten. Ze hadden haast als eerste beneden te zijn. Een paar dappere regendruppels demarreerden en strandden in de armen van twee andere druppels. Regendruppels op de ramen van flats in Soho copuleren met willekeurige voorbijgangers. Vanaf de bank maakte ik me vrolijk om hun lichtzinnigheid. Het gemak waarmee ze versmelten, daar kunnen wij een voorbeeld aan nemen. Samen verdubbelden de druppels tot één dikke drop die sneller dan de slanke alleenstaanden, hun steile weg naar beneden vervolgt, om tegen de aluminium sponningen kapot te slaan.
In mijn benen stonden de afdrukken van de corduroy ribbels.
Ik keek om me heen. Onbegrijpelijk hoe hij die rommel hier bij elkaar vergaard had. Alles zou ik vervangen in deze flat, de enige van heel Soho, als Todd mijn man was. De fluwelen rookstoelen, de schrootjestafel van vergeeld grenenhout, de Tomado-boekenkast, het witte goedkope bureau in de gang, het teakhouten dressoir, de salontafel van bamboe. De platte witte telefoon die maar steeds niet rinkelt, mama, heeft hele grote toetsen, denk je dat oma die zou willen hebben? Hoe gaat het haar? Spuwt ze nog steeds gal? En jij? Ben jij nog steeds de enige die haar twee keer in de week opzoekt? In plaats van je zorgen te maken over mij zou je tante Hanna eens moeten bellen. (Zeg haar dat jij een allejezus eind van oma vandaan woont, en dat zij er met haar bmw-tje zo is. Dat jullie de bezoekuren op zijn minst gelijk kunnen verdelen. En laat je niet ompraten door oma. Haar leven lang heeft ze op je gekankerd omdat je te soft was. Hanna de rechter, en Geke de moeder. Hoe ze draaide met haar ogen, als ze dat zei, mam. Hoe ze bleef draaien met haar ogen als ze tegen papa zei dat jij helaas de eerzucht van tante Hanna miste. Hoe ze hem dat verweet, en hoe jij die verwijten bent gaan overnemen. Ik weet zeker dat oma een veel grotere rol in jullie scheiding speelde dan jij altijd hebt willen toegeven. Alsof het een schande is om voor kinderen te willen zorgen. Dat oma haar verwijten vergeten is, kan ik me voorstellen. Ze is ziek. Jouw zorgzaamheid, je rust, komt haar goed uit. Maar jij? Kan jij het vergeten?)
| |
| |
Een bureau op de gang, een bank, een tv, een bed. Wat is dat voor journalist, zonder computer, rondslingerende papieren, een printer, een fax?
Todd heeft me de sleutels van zijn appartement gegeven. Vijf dagen logeerde ik hier. Soms kussen we wanneer ik 's avonds thuiskom, en een keer hebben we samen geslapen. De andere nachten logeerde ik op de bank en hij in zijn eigen bed. In zijn terughoudendheid zag ik een jongensachtige verlegenheid die me ontroerde. Ik heb mijn echtgenoot, mijn vriendinnen, mijn werk, mijn moeder verlaten om in een flat in Londen te wachten op een man die ik nauwelijks ken, de me de mooiste vrouw in zijn leven noemt, die mijn taal niet spreekt, niet verliefd op me is, en met wie ik één keer frummelig heb geneukt.
Vanaf de bank bestudeerde ik de ruggen in zijn boekenkast. Ik pakte de Filofax die voor me lag op het lage bamboetafeltje. Bladzijde voor bladzijde bladerde ik in zijn agenda, in de verwachting dat de reden voor mijn vrijwillige ballingschap me ineens duidelijk zou worden. Drong ik me teveel op? Had ik toch een hotel moeten nemen en de kosten moeten declareren? Had jij gelijk toen je eergisteren, of was het langer geleden, zei dat ik met mijn desperate houding alle leuke mannen van me afsloeg en het verkeerde type aan me bond, en zelfs dat maar voor tijdelijk? Er zat een rare echo op de lijn. Ik vond dat helemaal geen woord voor jou, desperaat. Je hebt over mij gesproken in je koffieclubje. Gelijk met haar vocabulaire leende je de mening van hoe heet ze, ik kan vanavond niet goed op namen komen, die ene vriendin die je zo bewondert omdat ze zo bijdehand is en Frans spreekt bij de Alliance Française.
Ik kon niet eindeloos wachten tot er iets gebeurde in mijn leven. Er moest iets veranderen, dat was duidelijk.
Al acht jaar heb ik een verhouding met Anton, vind je dat dan ideaal? Acht jaar iedere avond op reis met een schone onderbroek, de pil en mijn bril omdat hij vindt dat verhoudingen alleen gezond kunnen blijven wanneer ze kinderloos zijn en beide geliefden hun eigen huis hebben. Ik verlang naar rust, mama, dat kun je me toch niet kwalijk nemen? Naar routine, sleur, nooit begrepen wat daar mis aan was. Ik wil samen om elf uur het bed in duiken, naar de actualiteiten kijken, commentaar leveren op de binnenlandse politiek en de volgende dag om zeven uur wakker worden zonder mijn hersenen te pijnigen hoe ik de dag doorkom, wat me te doen staat, zonder me af te vragen of ik wel gelukkig ben, genoeg uit de verf kom, want de baby huilt en mijn peuter staat naast mijn bed, en mijn kleuter wil Sesamstraat zien. Ik wil helemaal geen glanzende carrière, 's avonds thuiskomen in het donker, in een koud huis, laat en hongerig, vijf keer in de week uit eten, de hotels met jacuzzi heb ik wel gezien, de paar dagen ertussenuit. Ik wil er niet tussenuit. Ik wil een gezin. Net als jij.
Tegenover de bank, ook op het bamboetafeltje, stonden vanavond de foto's van de zevenjarige James, Todds zoontje. Toen ik er lang genoeg naar keek, versterkte Todds greep vanzelf. Gisteravond stonden we in de lift naar boven en zei hij ineens dat hij baby's wilde. Zomaar, zonder enige aanleiding. Hij pakte mijn kin, richtte die naar zich toe. Het was niet moeilijk zijn gekwelde blik uit te leggen als gevoeligheid.
Achter het bamboetafeltje stond het teakdressoir met een bruin, dik aardewerken servies en een vaasje uit Venetië. Met wie was Todd in Venetië geweest en waarom koos hij die kitschstad als vakantiebestemming? Had zijn moeder het vaasje voor hem meegenomen? Als dank voor het halen en brengen naar de luchthaven? Ik keerde de mysterieuze voorwerpen binnenstebuiten, ik wilde ze lezen, niets mochten ze geheimhouden van Toddie, van zijn leven vóór mij, van zijn leven naast mij. Ik probeerde de dingen op hun betekenis te betrappen, zoals je stilstaat bij een oude boom in het besef dat die de eerste wereldoorlog nog heeft meegemaakt, of Napoleon. Ik
| |
| |
probeerde hen geheimen te ontfutselen, iets dat alleen zij over hem wisten, en waar ik achter zou komen wanneer ik maar lang genoeg naar hen zou kijken, zodat ik straks wanneer hij thuis kwam, hem beter zou kunnen verleiden.
Misschien sprenkelde hij rozenwater over zijn ondergoed en zou ik hem blij kunnen maken met een imitatie van een bloemknop, dan waren die lessen bij Circus Elleboog toch niet helemaal voor niets geweest. De stapels kranten, The Guardian en The Independent, in een hoek van de kamer, een lenzendoosje en een flesje vloeistof (hij draagt zuurstofdoorlatende), een rol keukenpapier naast de bank, een oude Sony-televisie zonder afstandsbediening, ik pelde ze, in de hoop dat ze zijn verleden zouden prijsgeven, iets zeggen over de gesprekken die hier hebben plaatsgevonden, over de vrouwen die hier geslapen hebben. Ik keek naar ze, staarde en dacht aan wat iemand laatst tegen me zei, dat Todd lost was. Sinds zijn scheiding. Dat hij zijn zoon en zijn ex-vrouw miste.
Heb jij ooit zelf een man verleid, mama?
Ik ook niet.
Weet je dat dit voor vrouwen van mijn generatie een doodzonde is?
De badjas viel open toen ik vooroverboog om de foto terug te zetten. Ik glimlachte naar mijn beeld in een spiegel naast het dressoir. De spiegel was verweerd. De vlekkerige bovenkant vervaagde mijn gezicht. Vanaf mijn hals was ik onherkenbaar. Je zag alleen een smalle taille, een iets opbollende buik, een navel en blond schaamhaar dat bescheiden afstak tegen mijn roze-witte huid, wachtend op een hernieuwde kennismaking met de liefde. Zonder hoofd wachtend op een nieuwe ontmaagding, tien jaar na de eerste, een zonder haast dit keer, zonder hospita met een oor tegen de deur. Het verbaasde me dat ik zo kon zijn, zo ontspannen, met de geplette koekjes van James klevend tussen mijn dijen. Waar was James nu? Bij zijn moeder? Gister vond ik een briefje van haar dat ze op tafel had gelegd. Zij had kennelijk ook de sleutel, al hadden ze hier nooit met zijn drieën gewoond. Ze was boos omdat Todd zijn zoon niet op een particuliere school wilde doen.
Zelfs mijn haar zat goed. Ongekamd, wild springend om mijn hoofd, mijn oren.
Heb je al genoeg, mam? Moet ik voortmaken? De barman van The French House weet hoe ik heet. Todd heeft me een paar dagen geleden aan hem voorgesteld. Als ik nog een bier bestel, kijkt hij me vriendelijk aan en zegt, another one, Dorééén? Weet je wat. Pak jij de pan erbij, die hoge, met die bruine handvatten. Je legt mijn brief voor je op tafel, en dopt intussen de boontjes. Wel oppassen dat ze niet te hard het water raken, dat geeft spatten op de inkt. Niet kakelen, eieren leggen. Goed. Voor de draad ermee.
Dit was hoe het begon. Vijf dagen geleden liet Todd me Londen zien na een saaie lunch met journalisten, die ons werd aangeboden door een verffabriek. Dulux, zo heette die verffabriek. Ze hadden nieuwe pastelkleurtjes en wilden die slijten aan de vaste wal. We raakten aan de praat, Todd en ik. Todd maakte me aan het lachen en nog voor de chocolademousse op was, (je weet mam, hoe ik van lachen hou) bracht hij me naar de City om het Lloyd gebouw van Norman Foster te laten zien. Het is net een paar maanden af. Ik had erover gelezen in Architectural Digest. Hij parkeerde de auto, pakte me bij mijn arm en leidde me door het Engelse verkeer alsof ik blind was: een man die beter wist dan ik welke weg ik moest gaan, me behoedde voor de wielen van rechts uit de nacht opdoemende Vauxhalls, Bentleys en Mazda's. Ik rilde. Van de kou, dacht Todd, en trok zijn ruwharige tweedcolbert uit en legde dat over mij heen. Hij had knokige schouders, een smal bovenlijf en duidelijk zichtbare ribben bij zijn borst. Ik verbaasde me over zo weinig vet op zijn - ik schatte - veerti-
| |
| |
gersbuik. Zijn heupen staken uit als jonge meisjesheupen. Zonder zijn betoog over de schandelijke speculaties in de City en de Docklands te onderbreken, sloeg hij een arm om me heen.
Die avond zat er een pluisje in zijn navel.
(Verdorie, mama, nou deed je het toch. Je prinsessen hebben van Todds pluisje een plasje gemaakt. Papa was er de man niet naar. Hij was niet de man voor pluisjes in zijn navel. Geneer ik je? Ik hoor je stem, zoals je zegt ‘nogal.’ Jij die nog nooit een pik in je mond genomen hebt, laat staan het woord met je tong hebt geproefd. Je klinkt niet belerend, eerder bang. Het is het soort angst dat je hebt wanneer je voor het eerst in een vreemde stad bent en niet weet of je links- of rechtsaf moet voor de leuke winkels. Pik. Als een dunne scheet verlaat het de lippen. Pik. Pik. Pik. Voel je wel, hoe dat oplucht? Hoe het dat behoeftige moeras in je een beetje tot bedaren brengt? Seks
| |
| |
is het meest overgewaardeerde ideaal van de laatste twintig jaar, de daad bedoel ik.) Tummiebutton. - Todd spreekt Engels als Jeremy Irons.
Hij drukte zacht op mijn hoofd en met mijn tanden haalde ik het stofje eruit, liet het hem zien, als een leeuwin de prooi aan haar slome man, bedelend om een beloning. (In Artis zag ik dit voorjaar twee parende leeuwen. Het mannetje besteeg het vrouwtje en brulde hard en melancholiek. Daarna likte hij haar oren.)
Todd had niet gevraagd of ik meeging. Ik ging gewoon. Het ontbreken van een achtergrond, de afwezigheid van een sociale bedding voor deze affaire, maakte me roekeloos. Zelfs het decor waartegen alles zich afspeelde, de binnenstad van de metropool Londen, versimpelde door Todds aanwezigheid. De honderden restaurants - Italiaans, Chinees, trendy, klassiek - in Soho, het meest hippe stadsdeel, vielen voortaan uiteen in slechts twee categorieën: restaurants waar ik hem tegen het lijf zou kunnen lopen, en de restaurants waar hij nooit zou komen omdat ze te duur waren.
Todd lag naakt op de grond en ik hing er zo'n beetje boven met een afgesleten restje T-shirt in mijn mond. Zijn tong gleed schuchter over mijn borsten. Meer als een detector dan als iets dat de zinnen prikkelt. Het waren gebaren zonder zelfzucht, gebaren die nergens toe verplichtten, gebaren die alles wat log was, deden verdampen. Zoveel beter dan een goed gesprek, dan verantwoording afleggen, gevoelens benoemen.
Ha. - Todd lachte.
Het pluisje was gevallen. Bovenop zijn neus. Ik blies het weg. Ik voelde met een vinger het litteken in zijn rechterzij. Stil liet Todds me mijn gang gaan. Onbenullige, fluttige, onbeholpen details heersten voorgoed over beschaving, idealen, cultuur. Vanaf nu zegevierden de pluisjes en tweedcolberts over hoofdbrekende seks en goede smaak. Het deed er niet toe welke boeken hij las, voor welke kranten hij precies werkte, of hij wel voor een krant schreef, waarom hij bij zijn vrouw was weggegaan, of zij bij hem, of hij voor of tegen de Amerikaanse invallen op Irak was. Voor het eerst in mijn leven maakte twijfel plaats voor onvoorwaardelijke trouw.
Mijn Todd. Toddie. Toddie Morris. De enige man van Soho die kon grijnzen als Tom (uit Tom en Jerry). De enige man die mij in onze enige nacht onbegrijpelijke gedichten voorlas van Keats.
In de verweerde spiegel vormde mijn smalle mond zijn naam. Todd. Een zucht. Meer niet. Ik wilde me niet meer verroeren tot hij thuiskwam. Hier zou ik blijven zitten, wachtend tot ik de sleutel in het sleutelgat hoorde, starend naar mijn onthoofde spiegelbeeld.
Is het de seks?, vroeg je hoopvol toen ik je belde.
Ik schrok van je directheid. Jij ook. Het was etenstijd, je had je mond vol, ik hoorde je slikken. At je bloemkool of boerensla? Altijd groenten van het seizoen eten, zei je steeds. Later werd je gesteund door je moderne vriendinnen van de milieubeweging en veranderde je mening van ouderwets in bijzonder fancy. Je had het niet goedgekeurd, wanneer ik Anton zou verlaten alleen omdat de Engelsman beter in bed was, maar je had me in ieder geval begrepen, mij, je enige dochter, van wie je, net als jouw moeder destijds bij jou, gehoopt had dat ik iets artistieks was gaan doen - want dokter, dat was mijn broertje al. Dat ik een goede actrice was geworden, in plaats van antropologe die als designjournaliste werkt bij een vnu-tijdschrift. ‘Bij de vnu beschrijf je alleen de achterkant van de advertenties, de inhoud interesseert niemand een lor,’ schimp je papa na, wanneer ik klaag dat ik nooit een reactie op een stuk krijg.
Om half zeven was Todd nog niet thuis. De telefoon ging. De fotograaf vertelde dat hij vergeefs had geprobeerd een redactrice van de Franse Marie Claire te verleiden die
| |
| |
ook op de lunch van de verffabriek was afgekomen. Hij had het helemaal gehad hier, en wilde zo snel mogelijk naar huis. Als we de foto's een beetje zouden opblazen, konden we met gemak vier spreads vullen. Dan moesten we het Designmuseum en de Docklands maar uit stockmateriaal halen.
Voor het eerst in drie uur kwam ik overeind, mompelde iets door de telefoon en beëindigde het gesprek. De foto van James kwam me zoveel echter voor dan het woonblad. Ik was bang dat de fotograaf iets zou horen in mijn stem, een afwezigheid, een roes die je met dronkenschap zou kunnen vergelijken. De voorwerpen om mij heen stapelden zich op in mijn hoofd. Kleine, onbeduidende voorwerpen waar ik jaloers op was omdat hun aanwezigheid, hier in deze shabby flat, zoveel vanzelfsprekender was dan de mijne.
Ik liep naar Todds slaapkamer en keek vanaf de drempel naar binnen. Het was niet het type slaapkamer waar vaak vrouwen logeerden, wat ik een prettige gedachte vond en ook verontrustend. Ik keek naar de gele lakens, het lichtblauwe hoeslaken met de losse, elastieken punten. De sloop was wit, niets paste bij elkaar. Ik rook ongewassen haar. De vettige geur van hoofdhuid dat onder je nagels blijft zitten als je je kop krabt. Ik drukte mijn neus stevig in het kussen. Weet je nog, mam hoe je zei, als we vroeger op zondagmiddag naar de Veluwe gingen, jongens snuif die gezonde boslucht eens op. Zo snoof ik Todd in mijn longen. (Later hebben we erg gelachen toen bleek dat de geur die je toeschreef aan rottende bladeren afkomstig was van een destructiefabriek).
Hey, zei Todd toen hij voor me stond.
Hey, zei ik, onhandig opeens, omdat ik in zijn huis op hem zat te wachten.
Hij tilde me op, ging zitten in een van de rookstoeltjes, zette me op mijn knieën, beet me zacht in mijn nek, streelde mijn haar. Toen snoerde hij mijn badjas dicht, zonder een toespeling te maken op mijn naaktheid en citeerde een kinderrijmpje over Hollandpark. Neem je de volgende keer Hollandse chocolaatjes mee, die vindt James zo lekker.
Na een kwartier, het zal tegen zevenen geweest zijn, stond Todd op, keek op zijn horloge en zei: Sorry, ik moet weg, mijn moeder is vandaag jarig. Langs zijn dunne benen en smalle rug hingen onevenredig lange en forse armen waaraan je kon zien dat hij aan vechtsport deed.
Toen hij terugkwam uit zijn slaapkamer droeg hij een T-shirt met een lachende rat en een donkergroene legerbroek die geopend om zijn benen zwabberde. Ik was weer gaan zitten op het corduroy en keek pas op toen hij voor me stond. Zijn tenen raakten de bank, hij liet zijn boxer zakken, trok mij met die grote armen overeind tot ik op mijn knieën zat. Er was iets veranderd in zijn bewegingen. Hij pakte mijn hoofd bij mijn wangen en trok me zonder wat te zeggen naar zich toe. Als vanzelf gleed mijn mond om die enorme lul.
Het besef dat hij nu van mij was, gaf me een onbekend, machtig plezier. Ik beleefde geen geluk, ik schonk geluk. Van mij werd niets verwacht dan gewoon mijn taak te doen, een heldere, overzichtelijke taak. Todd vroeg niet hoe ik me voelde, een ingewikkelde kwestie waar geen woorden voor zijn. Wat je nu voelt kan een moment later wel weer volkomen anders zijn. Het ene moment zweer je bij de luxe van frambozen in de winter en het volgende moment doe je tuttig over de liters kerosine die dat doosje gekost heeft. Het ene moment haal je een hondje uit het asiel en het volgende moment laat je vijf wandelende takken creperen in een jampotje. Is consequentie niet gewoon een ander woord voor angst?
Todds gezicht, zo klein, zo vertrokken van genot, het gezicht van een drinkende baby, dat was pas toewijding. Ik dacht, ik kan hem martelen door nu terug te trek- | |
| |
ken, door te zeggen, sorry, ik moet gaan, er is niemand jarig, maar toch moet ik gaan. Ik probeerde hem in me op te nemen, voor later, in het vliegtuig op weg naar huis, voor achter de winkelkar in Albert Heijn, voor op de wc of voor de spiegel in de damestoiletten van het vnu-gebouw. Ik zag zijn vertrokken gezicht, zijn naar het plafond gerichte naar binnen gekeerde ogen, zijn lippen van elkaar, alsof ik het niet zelf was van die rode mond om zijn pik, zo koel en haarzuiver registreerde ik zijn gebaren. Zijn hand rustte op mijn hoofd, zacht, lief zelfs, zonder druk lag die hand daar, zonder mijn schedel aan te raken, alleen mijn haar, tegelijk gewicht en tegenwicht uitoefenend. Blonde slierten bedekten mijn gezicht, de punten vermengden zich met zaad, zijn hard en taai als ik er nu aan voel, alsof ze bevroren zijn, alsof ze in het bier gehangen hebben.
Ik stond op, boog mijn hoofd. Ik lachte. Als ik dit vaker deed, zo'n twee, drie keer per dag zou hij vanzelf eerder thuiskomen, mij meenemen, naar buiten, naar zijn moeder, zijn vrienden, zou hij vanzelf voorstellen om te trouwen, met zijn baby's in mijn buik.
Misschien dat ik naar Engeland, naar Londen moest komen om de hele shit van halfbakken intellectuelen, van quasi-feministen, lelijke loopbaanplanners, haar-op-je-benenactivisten, careerfuckers voorgoed achter me te kunnen laten, om hier een gewoon leven te kunnen leiden in een van die bakstenen rijtjeshuizen met een dubbele schoorsteen en elke vrijdag fish and chips. Wist je dat Todd bijen kweekt?
In plaats van korte zebra rokken, ga ik spijkerbroeken dragen die ik op de markt koop. Ik hou van je Todd, ik ga van je houden, een leven lang. Hoe lang kennen we elkaar, een week? Vijf dagen? Whatever. Langer is niet nodig. Liefde is een kwestie van juiste timing, van lot, de ware liefde laat je toe, zoals je bij een zware verkoudheid maar het best in bed kan blijven tot het over is. Het enige wat ons te doen staat, is ons voor te nemen, een variant van toegeven, dat dit de ware liefde is. Doodsimpel. Deed jij ook, mam, toen je trouwde. Wat wist je nu eigenlijk van papa? Wat wist je van hem toen hij na een jaar naar Indië vertrok? Zouden er toen meer ongelukkige huwelijken zijn geweest dan nu? Het is een afspraak, de seks is er al, een beetje. Let's get married, Morris.
Ik slikte, ging staan, wreef over mijn pijnlijke knieën en drukte mijn mond op die van de lachende rat. Een grote rode afdruk op het witte textiel. Todd lachte en zei: ik zal hem aanhouden vanavond. En ik vroeg - opgewonden - wat zal je moeder ervan zeggen. En Todd zei: ze zal zeggen, wat doet die mond op je T-shirt.
Ik keek hem aan, ik was een teckel met een dun staartje dat niet weet of het zal kwispelen of het zich beter veilig kan opvouwen tussen zijn trillende achterpootjes. Todd gespte zijn riem vast. Ik zag voor het laatst zijn smalle taille, de spieren ter weerszijden van zijn tummybutton. ‘Kan ik je een lift geven?’
‘Kan ik je een lift geven?’ - Tegen de tijd dat de laatste lettergreep zijn mond verliet, was de herinnering aan wat nog geen paar minuten geleden gebeurde, verdwenen. Foetsie. Ik probeerde me zijn dromerige afhankelijke blik van zo-even voor de geest te halen, ik probeerde me zijn kreten te herinneren toen hij in mijn mond klaarkwam. Ik probeerde me zijn lachende, ironische blik in te prenten, zijn stoute jongenslach. Intimiteit in flarden die oplosten wanneer ik ze probeerde vast te houden. Zijn gedachten waren alweer bij zijn auto, zijn moeder, de bonbons die hij onderweg voor haar moest kopen. Hij was weer helemaal bij de pinken.
My left foot, hoorde ik hem zeggen. Hij zoefde met zijn Toyota door brede straten, sloeg kleine zijweggetjes in wanneer hij een opstopping zag, remde hard bij een oversteekplaats en reed met een rotvaart op een stoplicht af. Een moment lang dacht ik
| |
| |
dat er wat met zijn linkervoet was, maar het bleek de titel van een film. Hij legde het uit, geïrriteerd opeens, omdat ik zijn snelle Engels niet onmiddellijk begrepen had. Todd ging naar de verjaardag en mij bracht hij naar de bioscoop.
Ik kocht gehoorzaam een kaartje, maar was te vroeg en wandelde een brede straat op en neer. Rechts Madame Tussaud, links Pizzahut, MacDonalds, Marks & Spencer. Ik liep over het lege trottoir en voelde me bevrijd.
Lieve mam, ze gaan hier sluiten. Toen we met zijn allen in Londen waren en jij die man wegsloeg, vlak voor hij aan me zat, herinner je je dat? Zo'n café is The French House, iets gemoedelijker. Een tijgerin was je. Een tijgerin in doodsnood.
Vannacht slaap ik in een hotel. Morgen neem ik de trein naar het vliegveld. Om acht uur ben ik thuis. Anton komt me ophalen. Ik denk dat we het redden.
Vlak voor My Left Foot begon, kocht ik M&M's, de kleine gekleurde, zonder hazelnoten. Een halve familiezak kostte het me om Todd uit mijn mond te krijgen. Dan moet een vlucht naar Amsterdam genoeg zijn om Todd uit mijn lijf te bannen.
|
|