verklaring voor het relatieve succes van de klassieke vorming door de eeuwen heen is gelegen in een betrekkelijk toevallige combinatie van twee totaal verschillende elementen: in de eerste plaats de al genoemde filologische discipline, in de tweede plaats het doorgeven van een traditie. Dat die twee niet vanzelfsprekend bij elkaar horen, blijkt bij een bezoek aan het Rijksmuseum, waar tal van prachtige doeken hangen waarop klassieke verhalen zijn afgebeeld. De gymnasiast die gewapend met zijn kennis van Odysseia en Aeneis probeert de zeventiende-eeuwse meesters te interpreteren, komt van een koude kermis thuis. Het zijn namelijk zelden de bekende verhalen die geschilderd werden, maar meestal tamelijk obscure episodes uit Ovidius of Ploutarchos die je op school niet leest en die ook ik niet paraat heb. Het blijkt ook wanneer je moderne dichters leest (Hans Faverey, Hugo Claus, Cees Nooteboom), die met graagte citeren uit klassieke bronnen. Maar dan betreft het vaak Sappho, Pindaros of pre-socratische filosofen, die al evenmin geschikt zijn voor de schoolbanken.
Dat klassieke vorming iets anders is dan woordjes leren en schoolauteurs lezen, blijkt ook wanneer we naar de figuur van Palamedes kijken. In de voorrede bij zijn drama zet Vondel de antieke bronnen op een rijtje. Niks Homeros, Vergilius of Ovidius (behoudens een paar verspreide verwijzingen), maar onsterfelijke auteurs als Hyginos, Apollodoros - van wie u terecht nooit gehoord hebt - enkele plaatsen in de Apologie van Xenophon, in de reisgids van Pausanias, in het werk van Aristophanes. Geen gymnasiast zal die plaatsen ooit onder ogen krijgen. Dat u weet wie Palamedes is, komt doordat u over een brede algemene ontwikkeling beschikt, doordat u literatuuronderwijs hebt genoten, doordat u nog weet hoe een boek eruitziet.
Ik geef direct toe dat ook dit argument ten overstaan van ongelovigen niet werkt. Wie niet weet wie Palamedes is, zal dat ook niet missen. Misschien bestaat er over een halve eeuw wel een situatie waarin niemand meer in de gaten heeft dat er een traditie overboord is gegooid. Is dat erg? Ja, dat is erg. Niet om Palamedes, want die is op zichzelf van geen enkel belang. Niet omdat het essentieel is te weten dat Vondel de Agrippijnse zwaan wordt genoemd naar zijn geboorteplaats Keulen, die door Augustus' generaal Agrippa werd gesticht en daarom Colonia Agrippinensis heette. Wel omdat het een samenleving vroeg of laat opbreekt als ze haar wortels niet meer kent. Zelfs al waren alle Griekse en Romeinse auteurs prutsers of schurken, zelfs al was Vondel een derderangs dichter, dan nog zou je hun werken moeten bestuderen, om de eenvoudige reden dat ze altijd bestudeerd zijn. Ze vertegenwoordigen ons voorgeslacht. Wie zijn ouders niet kent, gaat vroeg of laat naar hen op zoek, iedereen wil weten wat zijn grootouders voor mensen waren.
Juist na 11 september 2001 beseffen we weer hoe noodzakelijk het is ons te bezinnen op de wortels van onze beschaving, hoe noodzakelijk het blijft achterlijkheid te bestrijden, de stompzinnige oorlogsretoriek van mensen als George Bush en Osama Bin Laden te fileren met behulp van, bijvoorbeeld, het begrippenapparaat van de klassieke retorica. Tony Blair, misschien de Cicero van onze dagen, bedelft ons onder soms weergaloos retorisch geweld dat we pas na zorgvuldige lectuur, bijvoorbeeld met de handboeken van Aristoteles, Cicero en Quintilianus onder handbereik, kunnen ontzenuwen. Indien we de humanistische traditie verwaarlozen, zullen we als verdwaasde kinderen die hun ouders kwijt zijn buiten adem door het digitale labyrint rennen, waaruit geen draad van Ariadne ons nog een uitweg wijst. Wie slechts ‘chattend’ achter z'n PC door het leven zapt, zal nooit weten hoe belangrijk het is deze woorden van Vondel te kunnen begrijpen:
Gods woord gegoten wordt in alderhande vormen
Van 't wispelturig brein, een Christen door veel stormen
Beproefd en afgemat. Na 't een volgt 't ander wee.
De waarheid als een rots in 's werelds wilde zee
De woeste baren stuit der zinnen, die oneven
Steeds worden van den wind der leringen gedreven.
't Vernuft rust nimmermeer, maar in verandring leeft,
En nog op dezen tijd Geestdrijvers voedsel geeft.
Vondels woorden over de godsdiensttwisten die Van Oldenbarnevelt de kop kostten, verdienen ook vandaag de dag aandachtige lectuur.
Dit stuk is de bewerking van een rede die op 13 januari 2002 werd uitgesproken ter gelegenheid van het 625-jarig bestaan van het Johan van Oldenbarnevelt-gymnasium te Amersfoort.