wel nagedacht. Die overzichtelijkheid van de wereld buiten jezelf - wij noemen dat ideologie, heilsleer e.d. - mist haar invloed niet op de tocht door het leven. Ook niet bij Gerard.
Na de oorlog - tot in het midden van de jaren zestig - wordt de zoektocht van Reve getekend door het zich losmaken van het wereldbeeld van zijn ouderlijk huis, waarin hij nooit werkelijk gewoond heeft. Op zoek naar zijn individualiteit, zijn zelfstandigheid, weet hij zijn homoseksualiteit een plaats te geven. De aller individueelste expressie van de aller individueelste emotie, brengt hem in een harde aanvaring met een onbeweeglijke en onbewogen maatschappij. Met een maatschappelijk systeem, waarvan hij toch, met overtuiging, een deel is, en dat hij dus niet als onbeweeglijk ziet. Hij houdt zich - in die roerige jaren zestig - opgewonden en onnadenkend links van het lijf. Dat links - ‘Zo is het toevallig ook nog eens een keer’ - gaf zich in zijn afkeer van het systeem, genaamd Kapitalisme te schrokkerig over aan een te kritiekloze hang naar autoritaire systemen waar Gerard nooit iets in had gezien. Binnen de burgerlijke maatschappij zag hij volop kansen - als stem van een stille, verscholen minderheid - de beschuldigingen van godslastering en onzedelijk gedrag van zich af te schudden. Als burgerlijk dissident geloofde hij in de kracht van de geboden vrijheid en de kracht van zijn argumenten. En hij heeft gelijk gekregen, al was de weg lang en vol hobbels en kuilen. Reve is staatkundig een man van de Verlichting.
De overgang naar de Roomse Kerk, in de jaren zestig, kan worden gezien als een uitdrukking, als een wens toch ‘ergens’ bij te horen. Als een erkenning van het niet te loochenen feit dat mens-zijn eenzaamheid inhoudt, die zonder een begin van zingevende ‘kontekst’ wel erg kaal is. De warmte van de Kerk van Rome - waar voor het menselijk tekort de biecht op loopafstand beschikbaar is - staat wel in schril contrast tot de Kerk van Marx, die mensen van al hun menselijkheid heeft beroofd. Zo leren de dodenakkers van het communisme.
Reve heeft - sinds zijn intrede in de katholieke gelederen - zonder ophouden diezelfde Roomse Kerk uitgedaagd. Zijn omgang met de heiligheden van die kerk moet voor de Roomse machthebbers - op zijn minst - een verwarrende combinatie zijn geweest van een eigenlijk niet te dulden provocatie en gedrag, én een bijzondere getuigenis van liefde voor alles wat dierbaar is in die Kerk. Op die manier heeft Reve ook willen laten zien dat niet alle systemen waar een ‘nomenklatura’ de baas is, ten diepste onmenselijk hoeven te zijn. Hij is niet uit de Kerk gegooid, aanleiding genoeg. Hij is niet in een kerker beland. Nee, voor hem bleef ruimte, ook al bepaalde hij zelf meestal de grenzen.
Daarom heeft Reve, naar mijn inzicht - na een kortstondig ‘progressief’ imago - bij voortduring de progressieven, socialisten, communisten uitgedaagd hem definitief te verbannen uit hún Kerk. Dat heeft - al met al - nog een hele tijd gekost. Door zich in de meest stuitende bewoordingen uit te laten over de zegeningen van de apartheid, de ongemakken van arbeiders, en de gebreken van de gekleurde medemens, riep hij, tenslotte, de excommunicatie over zich af. Daarmee aantonend dat de vrijheid er krankzinnige gedachten op na te houden, niet in goede handen is bij de sympathisanten van de Kerk van Marx. Terwijl de Roomse Kerk wel - haar diepste ziel rakende - krankzinnigheden toeliet. Quod erat demonstrandum.
Systemen, wereldbeschouwingen, levensstijlen van samenlevingen die toestaan dat ze belachelijk worden gemaakt, maken ruimte voor het maatschappelijke dak (de zingeving), waaronder eenzame mensen schuilen met zelfgekozen en toevallige lotgenoten van allerlei slag. Oppassend, burgerlijk gedrag is dan aanbevolen, om de communicatie op gang te houden en beschaafd te laten verlopen. Geprogrammeerde aanstootgevendheid moet gewantrouwd worden.
Gerard schrijft (24 november 1987) ‘Alles moet aanstootgevend zijn, in Nederland: het is het land van de verveling. Ik denk niet dat er ooit in onze geschiedenis zoveel onbenulligheid en verveling zijn geweest over dingen die van belang zijn: God, de Liefde en de Dood, die geen van drieën bestaan volgens het wetenschappelijk bureau van de Partij van de Arbeid.’
Het wordt nu écht tijd deze Grote Reve Dagen te openen. Als politieke randgroepoudere te Wassenaar doe ik dat graag. Moedig voorwaarts, en niet vergeten.
Deze rede werd op 14 december jl. uitgesproken ter opening van de Grote Reve Dagen in het Letterkundig Museum te Den Haag.