Scène uit een huwelijk
door Ton Rozeman
Wat me van mijn huwelijk het meest is bijgebleven, is onze reis naar Basel.
‘We gaan naar Basel om uit te rusten van een jaar hard werken,’ zeiden we tegen familie en vrienden.
Dat klonk aannemelijk. Maar het was niet waar. Jolanda en ik gingen niet naar Basel om uit te rusten. We gingen naar Basel om een kind te maken.
Ik geloof niet dat ík graag een kind wilde. Jolánda wilde graag een kind. En ik wilde graag Jolanda. Zo eenvoudig was mijn leven toen.
Vakantiebestemming Basel hadden we trouwens niet zelf uitgekozen. Zo'n bestemming kies je niet zelf uit. Het was een idee van de vader van Jolanda, een overenthousiaste leraar Duits die daar zijn tweede-huwelijksreis had doorgebracht. Al een paar jaar had hij er bij ons op aangedrongen om er ook eens naartoe te gaan. En al een paar jaar hadden we steeds iets bedacht om het niet te doen. Maar nu wisten we niets meer te bedenken. Nu gingen we naar Basel.
En ook de periode dat we gingen, hadden we niet geheel zelf in de hand. We moesten uitgerekend die week gaan: dan waren de eitjes van Jolanda op hun best. De vrouw die het chalet verhuurde vond dat we beter een week later of eerder konden vertrekken. Dat scheelde vijftig gulden pee-pee vanwege de krokus. Maar die vrouw wist natuurlijk niets van de eitjes van Jolanda.
Achteraf gezien hadden we maar beter wel naar haar kunnen luisteren. Niet vanwege die vijftig gulden, maar omdat er dan geen ongeluk zou zijn gebeurd. Achteraf is alles altijd makkelijk en overzichtelijk. Ook mijn huwelijk met Jolanda.
Jolanda zat achter het stuur, zij was de enige van ons twee met een rijbewijs. We hebben onderweg één keer overnacht, in Baden-Baden. Die overnachting was niet echt nodig, we hadden gemakkelijk door kunnen rijden: Basel mag dan wel niet in Nederland liggen, het is ook niet het andere eind van de wereld. Maar Jolanda wilde uitgerust aan de vakantie beginnen. Ze vond dat het verwekken van een kind geen haastklus mocht worden.
En net als de overnachting had ook het ongeluk de dag erna iets overbodigs. Het was een flutongeluk, een ongeluk van niks, een ongeluk dat amper een ongeluk mag heten. Maar het verpestte wel onze vakantie. Het gebeurde vlak voorbij Basel, we hadden de verkeerde afslag genomen en kwamen terecht in een dorpje dat wel op de kaart staat vermeld, maar dat in werkelijkheid nauwelijks bestaat. Ze hebben er geen kerk, geen café, niets. Maar wel een soort drogist, en daar gingen we even naar binnen. Jolanda's haar viel steeds voor haar ogen, ze wilde haarspeldjes kopen. Ik vond het overbodig, we waren er tenslotte bijna, maar zij stond erop, ze wilde niet dat ze uitgerekend de laatste paar kilometer een ongeluk veroorzaakte omdat heur haar voor haar ogen viel.
We kwamen net uit de drogist toen er een auto achteruit de helling af kwam gereden. Gereden is misschien niet het juiste woord: de auto kwam zachtjes en voorzichtig aangerold, alsof de bestuurder in de gaten had dat je in de bergen geen onverstandige dingen moet doen. Alleen hád deze auto geen bestuurder, de auto stond gewoon niet op de handrem en kwam op eigen initiatief op ons af, juist toen Jolanda een speldje in heur haar schoof. Ze deed een stap naar achter en struikelde over de stoeprand, ze probeerde haar val te breken door haar arm voor zich uit te strekken. En die arm strekken: dat had ze beter niet kunnen doen. Tenminste, dat vertelde de