De voorstelling zou op 1e kerstdag om drie uur in de gymzaal plaatsvinden. Van de acteurs werd verwacht dat zij een uur eerder aanwezig waren. Er moest geschminkt worden, kostuums uitgezocht.
Toen René ruimschoots op tijd bij school aankwam, trof hij De Waard gespannen aan. Hij stond in de deuropening.
‘Vlug, vlug,’ zei hij, ‘het is al twee uur. Snel, laat je schminken en kleed je om.’
Op een drafje rende hij door de schoolgang naar de gymzaal.
‘Wat kom jij doen,’ vroeg de grimeuse, toen René de kleedkamer binnenkwam. Hij herkende haar van het kerkkoor.
‘Ik ben een van de wijzen,’ antwoordde hij. ‘Ik kom mij laten schminken en een kostuum uitzoeken.’
‘En we zouden het met twee wijzen doen,’ riep ze. ‘De derde had griep.’
‘Ik val in,’ zei hij.
‘Mooi is dat! Vooruit dan maar. Ik zal je schminken, maar ik heb geen kostuum voor je. Daar moeten we iets op bedenken.’
Terwijl zij hem opmaakte tot Oosterse wijze, kwam zij ineens op het idee om een laken over zijn ondergoed te draperen als een romeins tenue en dit vast te zetten met een veiligheidsspeld. Een paar sandalen was snel gevonden. Toen René even later in de spiegel keek, werd hij als vanzelf een wijze: zijn blik werd minzaam, zijn gebaren trager en zijn tred bedachtzaam. Hij kreeg er zin in.
Tegen de tijd dat de voorstelling zou beginnen, was hij zo gespannen als een snaar. Hij had door het gordijn gegluurd en zijn vader op de vierde rij ontdekt. Hij vond dan ook het kerstliedje van de eerste klas totaal overbodig. Het duurde allemaal zo lang. Dat gezwerf van die Maria en Jozef langs de herbergen. Schiet toch op! Ga in een grot liggen en krijg kindje Jezus! Toen dan eindelijk Jezus was geboren, moest hij alleen nog zijn beurt afwachten. Meester De Waard stond tussen de coulissen en souffleerde luid en duidelijk. Vanuit de zaal moeten sproeiers spuug zichtbaar zijn geweest.
‘Opgelet wijzen... Ja... nu!’
Met kalme tred volgde René zijn collegawijzen het toneel op.
‘Waar zou het toch zijn,’ vroeg de eerste wijze zich hardop af.
‘Kijk daar, een ster,’ antwoordde de tweede wijze. ‘Volgens de geschriften moet het daar zijn. Vlug, laten wij onze geschenken aanbieden.’
De eerste wijze schreed naar de kerststal, knielde neer en zei: ‘Gegroet heer der heerscharen, ik schenk u wierook.’ Hij stond op en nam zijn oude positie op het toneel weer in. Terwijl de tweede wijze zijn geschenk aanbood, zwaaide René met mijn hand op heuphoogte even naar zijn vader. Hij knikte hem bemoedigend toe.
Nu was het dan zijn beurt. René zou de twee vorige overtreffen.
Maar wat gebeurde er dan? Waarom bleef een sandaal achter de zoom van het laken steken. En waarom schoot de veiligheidsspeld met een zangerig metalliek geluid de zaal in? Waarom gleed langzaam zijn tuniek omlaag tot hij in zijn ondergoed op het toneel stond?
Een kort moment was het doodstil in de zaal tot een van zijn medewijzen naast hem ingehouden begon te proesten. En alsof het publiek daarop had gewacht, klonk nu ook gegrinnik vanuit de zaal. René keek hulpeloos om zich heen tot hij De Waard zag die hem toeschreeuwde: ‘Doorgaan, doorgaan, geeft niks.’
Met het kommetje mirre voor uit, schreed René naar de kerststal, knielde neer en sprak zijn tekst. Maria had moeite om niet te lachen, toen Jozef tegen haar zei: ‘Kijk nou eens, een wijze in zijn onderbroek.’
‘Doe niet zo stom,’ siste René.
Tegen de tijd dat hij weer op zijn plaats op het toneel stond, bulderde de zaal van het lachen. Ook zijn vader.