kaar kunnen overdragen; zij vergt geen etnische zuiverheid, overeenkomst van geslacht, erfelijke adeldom, maar alleen maar de geduldige aandacht van ieder individu. Voor de rede zijn wij allen gelijk want zij vormt zelf de grote gelijkheid tussen alle mensen. Als wij dus twijfelen aan de rede, wilde hij zeggen, haar veronachtzamen of als ouderwets ter zijde schuiven, verliezen wij het vermogen om te beschouwen, te abstraheren, af te leiden, te beargumenteren en te concluderen volgens de logica - ja, verliezen wij het vermogen om een samenleving van gelijken te onderhouden. Een overdaad aan ironie leidt zo tot een ondemocratische gemakzucht.
Een verwante gesel van onze tijd is de heiligverklaring van meningen. Uiteraard heeft iedereen het recht op een eigen opvatting, maar dat is geen recht om je te verschuilen in de eigen dwaalleer zonder dat iemand je hinderlijk lastig mag vallen. Het recht op een eigen mening is de plicht al wat jezelf denkt bloot te geven voor ondervraging, en al wat anderen denken zelf te ondervragen. Het is daarom een misverstand dat men meningen dient te ‘respecteren’. Respect is een recept voor intellectuele verlamming. En het is een nog grotere vergissing te menen dat opinies gelijkwaardig zijn, en dat het een teken is van persoonlijke onafhankelijkheid om te volharden in je misvattingen als argumenten en informatie allang knagen aan je heilige gelijk.
Onze tijd heeft de mening tot een anti-rationalistisch, symbolisch onderdeel van de persoonlijkheid gemaakt, en daarom wordt alles wat een mening tegenspreekt als een fysieke aanslag opgevat. Vandaar dat Nederland meer dan elk ander land zoveel ‘gevoelige onderwerpen’ kent en we niemand wensen te ‘kwetsen’. Dat wij in een pluralistische en multiculturele maatschappij willen leven, geeft ons echter de plicht om te begrijpen dat wat we dienen te respecteren de mensen zijn, niet hun meningen of geloofsovertuigingen. Het recht op een eigen opvatting bestaat uit niets anders dan dat deze gehoord en bekritiseerd moet worden, niet dat wij deze beschouwen als onaanraakbaar.
In het licht van het voorgaande is het geen wonder dat in het huidige Nederland steeds meer een gemis voelbaar is aan de gewoonte en het vermogen om te abstraheren. Er begint een enigszins verontrustend onvermogen te ontstaan om rationeel te argumenteren, om zich los te maken van het onmiddellijke en het anekdotische, om niet te kiezen voor de gemakkelijke emotie in plaats van de moeilijke redenering, om niet een mening te hebben in plaats van de feiten te kennen, om niet achter ieder argument de kwade wil of het kleingeestige eigenbelang te zoeken van degene die argumenteert in plaats van de structuur van de argumentatie.
Wie vasthoudt aan het ‘respect’ voor andermans meningen en aan een anti-rationalistische afweer tegen probleemdiagnose, schept evenwel een gemeenschap van niet-geïntegreerde autisten, allen angstvallig opgesloten in hun ‘respectabele’ eigen meningen. Hij schept kortom een samenleving waarin stagnatie verhuld wordt als consensus, waarin de schokkende debilisering op de televisie wordt omzwachteld als moderniteit en waarin laf futilisme wordt verward met kosmopolitisme. Hij schept een land als Nederland dus, waarin problemen ontstaan, groeien en voortwoekeren uit angst voor een oplossing.
Als er een crisis in de tijdgeest is, als er een multicultureel drama in Nederland is, dan is het dit. De postmoderne relativering van de concepten waarheid en juistheid zijn er de duidelijkste tekenen van. Er kan echter geen vrije en geëmancipeerde samenleving zijn zonder een besef van hiërarchie van juistheid en van waarheidsbenadering. Als alles min of meer en best wel waar is, als eenieder zijn eigen even respectabele waarheid heeft en er niet op rationele gronden uit alle diversiteit gekozen kan worden, dan rest stilstand. Dit is de paradox waarin we leven: tolerantie kan de vrijheid aantasten, als de tolerantie voortkomt uit de onmacht om te kiezen voor de moeizame speurtocht naar de waarheid en tegen de gemakzuchtige zekerheid van het geloof.
Sinds Nietzsche, en meer nog sinds Popper weten we dat waarheden niet absoluut zijn, maar veeleer breekbaar, voorlopig, vatbaar voor herziening, aanvechtbaar en uiteindelijk vergankelijk. Maar daarom houden zij nog niet op waarheden te zijn, dat wil zeggen, steviger, gefundeerder, uitdagender en nuttiger dan welke geloofsovertuiging dan ook. Want de waarheid fladdert rond op de vleugels van de twijfel, zoals Savater dat zo aardig wist te verwoorden. En wat fladdert kan niet futiel zijn.