[648]
Deze maand
‘Nonumque prematur in annum’, maande Horatius de jonge dichters van zijn tijd (dat was in de eerste eeuw voor Christus). Ofwel: laat je werk niet drukken voordat het negen jaar heeft kunnen rijpen. Ralph Waldo Emerson had ook al goede raad: ‘Lees nooit een boek dat niet een jaar oud is’, waarschuwde hij de literatuurminnaars van zijn tijd (dat was de negentiende eeuw na Christus). Wijze woorden, maar nauwelijks aan ons besteed. Wij leven in een andere tijd. Tegenwoordig zijn de meeste aspirant-meesterwerken na een jaar reeds op weg naar de papiervernietiger, en na negen jaar rijpen in de moderne literaire wereld zien ofwel de gedichten ofwel de dichter - en waarschijnlijk beide - er alweer danig verlept uit.
De relatie tussen mens en literatuur is veranderd, wil ik maar zeggen. Nergens blijkt dit zo schrijnend als tijdens de uitreiking van literaire prijzen in Nederland. Onlangs was het weer zover, en ik heb niet durven kijken, moet ik u bekennen. Natuurlijk gun ik iedereen zijn eigen ako-bokaal, maar de winnaar van vorig jaar wist ik me alweer niet te herinneren en bovendien zal ik nimmer kunnen begrijpen waarom de bijbehorende plichtplegingen zich in een sfeer van literaire opgewektheid dienen te voltrekken. Zelfs voor een schrijver is er niets opbeurends aan om te moeten buigen voor het oordeel van anderen in plaats van dat van jezelf. Ik kan het in elk geval niet aanzien. Misschien verandert dat wanneer geen enkele van de genomineerden komt opdagen, in het besef dat het hier om niet meer gaat dan het schamele wisselgeld van literaire duurzaamheid.
Het is de vraag of het zover komt. In Nederland voelen schrijvers zich niet te groot om voor zichzelf op te komen en een plaatsje onder de zon te claimen. Thans is er zelfs een groep succesauteurs die over betere arbeidsvoorwaarden onderhandelt met de uitgevers. Het gaat om meer royalty's bij hoge oplages en om meer vruchten van allerhande secundaire rechten. Hier is niets op tegen, als men dan ook de onontkoombare consequentie accepteert dat het voor beginnende schrijvers moeilijker zal worden aan de bak te komen. Het gebakkelei over financieën onderstreept in elk geval het ambachtelijke karakter van de literaire bezigheid. Vergeet niet dat ons woord poëet - ondanks alle onthechte, etherische en astmatische connotaties - gewoon stamt van het Griekse poiéoo, ofwel ‘maken’, dan wel ‘zelf maken’. In één betekenis dient de vertaling zelfs ronduit te luiden: ‘beleggen’. Aldus zien we de succesauteurs terugkeren naar de wortels van hun professie.
Nu menen sommige mensen dat nergens ter wereld literaire schrijvers zo verwend zijn als in Nederland. Ze worden gekoesterd met subsidies, ze worden vertroeteld met beurzen, ze worden omzwachteld met interviews, ze worden overstelpt met prijzen, ze worden gedompeld in boekenbijlagen en ze worden gezalfd met de achting van het publiek. Ik weet niet of dit waar is, en ik weet ook niet of dit erg is - ik hoop slechts dat van de 1 miljoen Nederlanders die thans bezig zijn een boek te schrijven er nog enkele de moed kunnen opbrengen hun werk negen jaar te laten rijpen en dat wij vervolgens een jaar durven te wachten alvorens het te lezen.
Men zou immers niet graag willen dat de romantiek van het schrijven verloren gaat en dat de literatuur nog slechts bezaaid wordt met het wrakhout van auteurs in vlinderdas die zich iets gelegen lieten liggen aan het oordeel van anderen. Wees gerust: deze maand is er - net zoals elke maand - in de kolommen van Hollands Maandblad weer tamelijk weinig kans iemand te treffen die zich gedwee laat jureren. - bb