hij de these van Wittgenstein aan het wankelen dat betekenis bepaald wordt door gebruik.
Kripke heeft slechts twee, voor wijsgerige normen dunne, boeken gepubliceerd, te weten Naming and Necessity (1972) en Wittgenstein on rules and private language (1982), en daarnaast een handvol artikelen. Beide boekjes sloegen in als een bom en hebben een vloedgolf van reacties tot gevolg gehad. In 1977 stond zijn glanzende gezicht op de voorpagina van The New York Times. Kripke keek de lezer aan met lippen in een onvergetelijke grijns gebeiteld. Ziehier de nieuwe Wittgenstein, had er onder kunnen staan.
De eerste keer dat ik Kripke bezig zag, was in 1992 te Uppsala (Zweden). Als ere-spreker op het ‘Internationale Congres voor Logica, Methodologie en Filosofie van de Wetenschappen’ gaf hij een plenaire lezing. Dat bleef niet onopgemerkt. Glas water viel om, met een viltstift schreef hij op de glasplaat van de overheadprojector, daarna op een blaadje papier dat op de projector lag, transparanten en losse blaadjes dwarrelden door de lucht, hij kroop op handen en voeten over het podium om ze op te rapen en raakte verstrikt in het schaarse meubilair, en een beschrijving van wat hij het snoer van de projector aandeed, gaat mijn kennis van de topologie te boven.
In dit opzicht bleek er gedurende tien jaren veel veranderd. Kripke is ouder, heeft een grijze baard die aan Paulus de Boskabouter doet denken, draagt een permanent afgezakte broek, en gebruikt alleen nog het bord - volmaakt chaotisch, uiteraard. Soms eet hij een krijtje op. Slik. Gebleven is zijn befaamde Aaaaaah! - een diepe keelklank die tussen een woordgroep met een gemiddelde lengte van vijf woorden wordt uitgestoten.
In zijn omgang met objecten uit het dagelijks leven heeft Kripke echter geen vooruitgang weten te boeken. Computers gebruikt hij niet en voor het openen en sluiten van een deur met een sleutel heeft hij nog steeds te weinig motorische vaardigheden.
Tijdens een lunch zat hij naast me en verhaalde over zijn problemen met de knop van de wasmachine. Onderwijl deed hij verwoede pogingen een plastic pakje met twee plakjes kaas te openen. Na drie minuten had hij er fondue van weten te maken. Look what I've done! Soms viel de grijns even weg, wanneer hij diep nadacht, in de collegezaal.
‘It falloos...’ - Kwart minuut stilte. - ‘It falloos...’ - Kwart minuut stilte. - ‘It falloos...’
Kwart minuut stilte. Kripke keek in het rond. De hoofden van het publiek keken elkaar aan. Anyway. Consider this. Wat er ‘volgde’, niemand wist het. Over futiliteiten wijdde hij uit totdat zijn excurs langzaam verstomde in gemompel, dat vervolgens in zijn maagdarmkanaal rust vond. Tot er weer leven kwam met de vraag of er zich in de buurt een reisbureau bevindt, want hij gaat naar Israël. Emeritus hoogleraar Dirk van Dalen, leerling en biograaf van L.E.J. Brouwer, zat ook in het gehoor en stelde hem gerust.
Kripke is geheel onopgemerkt Nederland inen uitgewandeld. Geen journalist heeft er melding van gemaakt. Geen minister heeft Kripke op de thee ontboden. Ook ons vorstenhuis heeft de deur op slot gehouden. Men vergelijke dit met de buitensporige aandacht voor balletje-trap, watertrappelen en mondblaar. Denkers zijn nooit populair geweest in de Lage Landen, laat staan diep-nadenkers. - Aaaaah!
Een verkorte versie van bovenstaande, geschikt gemaakt voor ‘een algemeen publiek’, stuurde ik begin dit jaar naar de ‘Achterpagina’ van NRC Handelsblad. Beter tussen de varia, miscellanea & trivia dan in het geheel niet in de krant, redeneerde ik beteuterd. De dienstdoende redacteur vond het ‘een leuk stukje’ en beloofde plaatsing. Toen de vertrekdatum van Kripke in zicht kwam, bracht ik hem zijn belofte in herinnering. Bij langer wachten zou het stukje geen ‘actualiteitswaarde’ meer hebben.
Jammer, helaas, voor een dergelijk stukje, zonder illustratie, had hij ‘geen plaatsje kunnen vinden’. Yoep van 't Hek heeft in deze krant een hogere prioriteit dan de nieuwe Wittgenstein, zo mogen we hieruit afleiden. Derhalve mik ik op deze plek op de eeuwigheidswaarde voor Kripke in een Nederlandse periodiek: zie hier een kleine getuigenis van de barre tijden van de mediacratie.
Aaaaaah!