De foto's van opa en oma worden door de zon aangestreept. Het verguldsel van de ovalen lijsten glanst. Tussen de sierblaadjes zit stof.
Als hij in de keuken het dopje van de fles wipt laat hij dat op zijn rechterknie terechtkomen, vangt het op met zijn voet en schiet het de gang in. De dop tikt tegen het glas van de buitendeur en valt op de mat.
‘Goal.’
In een paar teugen drinkt hij het flesje half leeg en zet het op het aanrecht. Flauw. Maar een scheut jenever doet wonderen. De fles is nog onaangebroken en het dunne metaal onder de dop knapt pas als hij kracht zet bij het losdraaien. Een flinke laag in een glas. Bier er bij. Opnieuw een paar flinke slokken en zijn bloed gonst meteen wat octaven hoger. Met het glas in zijn hand loopt hij naar de kamer en passeert de foto's zonder er naar te kijken.
De huizen aan de overkant van de laan hebben nu een streep schaduw aan de zijkant. Donkere stroken verbinden de steenblokken. Hij tilt zijn glas op en houdt het voor zijn ogen. Door het zakkende schuim verschijnt een kasba met palmbomen en een woestijn met een zinderende horizon.
Achter hem slaat de klok.
Hij keert zich om. Opa kon mooi lullen want die zoop ook. Zelfs zo erg dat hij oma een keer met een geweer achterna zat. Dat mens moest voor haar leven rennen. Aan tafel werd er altijd besmuikt gelachen als zijn moeder weer eens met dat verhaal kwam.
In de keuken schenkt hij zichzelf weer jenever in en vult het aan met bier. Het bier in de koelkast is op. In de kelder moet nog een kratje staan.
Met het glas in een hand en de fles jenever tegen zich aangedrukt opent hij de kelderdeur. Er strijkt koele lucht langs hem heen. Hij hikt en lacht. Hij zou de portretten mee naar beneden kunnen nemen Met opa en oma er bij kan hem niets gebeuren. De opener. Godverdee, hij heeft de opener vergeten. Hoe laat is het? In Frankrijk slaan de meeste klokken twee keer. Fransen zijn altijd bezopen en dan heb je nog een tweede kans. Een tweede kans. Hij lacht en hikt.
Op een plank staat de doos met tennisballen.
De portretten staan in een hoek van de kelder scheefgezakt tegen elkaar aan. De steen ligt er voor. Hij heeft een aantal lege bierflesjes bijeen gezet en gaat op zijn knieën zitten.
‘Let op, mensen.’
De bal rolt in een recht lijn op de flesjes af. Twee gaan er om en tikken drie andere aan die ook omduvelen. De ballen zijn lekker hard. Hij kan er ook mee gooien. Bij de eerste worp gaat de rest om. Een flesje rolt tegen het portret van opa. De bal stuitert met grote bogen door de kelder en komt in een hoek tot stilstand.
De jenever en het bier staan naast hem. Hij schenkt nog een keer in en neemt daarna een bal tussen zijn vingers. Rita tenniste graag. Ze woonde praktisch op de baan. Hij kan niet tennissen, wel kegelen. Hij zet de flesjes weer bij elkaar. De ballen en de flessen vliegen over de cementen vloer. Oma's portret wordt geraakt en valt naar voren.
Hij kruipt er naar toe en tilt de lijst op. Puntige scherven zakken naar de vloer.
‘Verdomme.’
Met beide handen rond de lijst blijft hij zitten. Oma kijkt hem vlak aan. Er loopt een kras over haar neus. Hij draait het portret naar het licht. Zonder glas toont de oppervlakte korreliger. Zijn wijsvinger glijdt over het medaillon. Zou ze daar iets in hebben bewaard? Een lokje haar, een tandje misschien?
Hij legt het portret neer. De kras komt fel uit in het vergrijsde chamois.
Tastend zoekt hij naar de fles. Zijn bloed gonst als een goedlopende motor. Er valt een streep oranje zonlicht door de geopende kelderdeur.