[642]
Deze maand
Er kan geen intellectuele geschiedenis bestaan - en zeker geen geschiedenis van intellectuelen - zonder enig begrip van het verschijnsel der intellectuele mode. Ik geef toe, dit lijkt geen opbeurend cultureel domein, veeleer een poel vol pijnlijke miskleunen, giechellach opwekkende gemeenplaatsen en afgebladderde reputaties. Toch is intellectuele modieusheid het reservoir waaruit iedereen put om het dagelijks leven vorm te geven. Gelukkig doet men zulks veelal onbewust of uit onwetendheid of uit gemakzucht, maar ik weet niet of een van de drie een geldig excuus is. Pas naderhand kunnen we glimlachen om die ijle modes die ons - en natuurlijk vooral de anderen - meesleurden door de afgronden der zinsbegoocheling en de dalen vol beschamende gemeenplaatsen. Soms kunnen we erom glimlachen, moet ik zeggen.
Toch brengen intellectuele modes ons ook oog in oog met prangende vragen. Vinden wij de poëzie van Yeats nog even zuiver en de schilderijen van Kandinsky nog even modern indien wij ons er rekenschap van geven dat zij beiden vurig aanhanger waren van Madame Blavatsky, de profete van de theosofie? En vinden wij de inzichten van Wittgenstein nog even overtuigend wanneer wij bedenken dat hij zich aansloot bij de beweging tegen vrouwenkiesrecht, omdat hij alle vrouwen die hij kende ‘idioten’ vond? Ik heb hierop geen antwoord, althans geen ander antwoord dan dat Wittgenstein dikwijls wekenlang alleen muesli en chocola at.
Indien men een interessante intellectuele mode van onze tijd zou moeten aanwijzen, is het wellicht de mode om intellectueel te zijn - nu ja, te lijken - in een ontintellectualiserende samenleving. Ik doel hierbij op de enorme proliferatie van het ‘debat’ in Nederland. Elke zichzelf respecterende krant, elk cultureel gezelschap en elk kunstzinnig gezelschap organiseert ze tegenwoordig. Soms kan men in Amsterdam op één avond met een beetje creaties ‘debat-hoppen’ wel drie of vier van dergelijke bijeenkomsten bijwonen. Voor de liefhebbers is er een website (www.debatterij.nl) die het aanbod overzichtelijk maakt.
‘Debat’ (meestentijds over een ‘dilemma’) is een woord met een zware intellectuele connotatie, en dat de daad zelf meestal eindigt met alcoholische versnaperingen maakt de verwijzing naar de literaire salons van weleer des te duidelijker. Waarover moderne debatten ook handelen, meestal beginnen ze met de verzuchting dat er zo weinig debat is, waarna al snel het woord discours valt. Bij mijn weten is er nog geen enkele debat gegaan over de wonderbaarlijke vermenigvuldiging der debatten zelf.
Toch zult u mij niet horen sneren over het debat. Er klinkt immers zo veel vergeefs verlangen in het woord, dat ik er weemoedig van wordt. De debatcultuur in Nederland is misschien wel de laatste poging van de Sprachherrschaftsklasse om aan het woord te blijven - en de Sprachherrschaftsklasse, dat zijn wij. Men weet dan wel niet meer precies hoe men intellectueel moet zijn, maar men kent nog wel de uiterlijke kenmerken, de houdingen en de gebaren. Het moderne debat heeft daarom iets vertederends: dit geritualiseerde mondeling geredekavel is de laatste strohalm van een samenleving die de schriftcultuur verliest. Wie bang is voor de witheid van het papier en de loden last van de pen, die vlucht in het debat.
Of dit alles erg is, weet ik niet. Het leven bestaat deels uit gekte en deels uit wijsheid, oordeelde Montaigne en hij heeft ongetwijfeld gelijk. Maar als het aan mij ligt, kies ik voor het deel waar Hollands Maandblad is te verkrijgen. Dat moet immers het deel zijn waar intellectuele modes het minst gedijen. - bb