Ulysses of voor de Koninklijke Bibliotheek, waarvoor zij jarenlang de inkoop van Franse literatuur verzorgde. Zij was de ‘eminence grise’ van het Noordeinde. Een begrip in Den Haag.
Het Hollands Maandblad bestaat nu bijna 42 jaar, waarvan alleen het prille begin als weekblad. L.J.C. Boucher, de gerenommeerde boekhandelaar in Den Haag, was de eerste ‘uitgever’ van het weekblad. Er was een redactieraad en er werd een stichting opgericht om de financiële aansprakelijkheid te regelen. Later kwamen er andere uitgevers en verdween de redactieraad. En altijd waren er discussies over het aantal abonnementen en dus over het bestaansrecht. En altijd heeft Bert volgehouden dat het bestaansrecht er was, en ook de laatste tien jaar hebben zijn opvolgers dat met verve verdedigd. En altijd heeft Fransje daarbij een belangrijke rol gespeeld; niet als pleitbezorger, dat was geen rol die bij haar paste, maar als bewaker van de juiste koers.
De inhoud van het novembernummer van 1990, de maand waarin Bert overleed, is nog samengesteld door Bert. Hij had geen opvolging geregeld. Sommigen zagen hierin het bewijs dat hij Hollands Maandblad als levensvorm mee het graf in wilde nemen, anderen vonden het ongepast om er mee door te gaan. Fransje wilde niet afgaan op die gevoelens alleen, en bepaalde na afweging van een aantal argumenten dat het blad in ieder geval de kans moest krijgen om voort te bestaan. Zoals Bert daar ook jarenlang voor gestreden had.
Zij vond Hollands Maandblad meer dan het levenswerk van een enkeling, meer dan een tastbaar maandelijks tijdschrift dat bezorgd wordt, en meer dan een bezigheid van een redactie, een uitgever of een stichtingsbestuur; zij zag het als een zorgvuldig geschapen en gekoesterde mogelijkheid voor (beginnende) schrijvers, essayisten, dichters en tekenaars om lezers te voeden, al of niet wakker te schudden of te plezieren. En die mogelijkheid moest in ieder geval niet zomaar weggenomen worden. Daarom heeft zij direct na de dood van Bert aan anderen gevraagd een voorlopige redactie te vormen.
Het zonder onderbreken blijven verschijnen van hm is te danken aan John Peereboom, Wout Woltz en Arjen Schreuder, aan Maarten Doorman, Bastiaan Bommeljé, en Marie-Anne van Wijnen, aan allen die op hun uitnodiging zijn ingegaan om te publiceren. En ook aan het zeer trouwe stichtingsbestuur onder voorzitterschap van Honey Wolff. Maar de stille kracht waarmee de mogelijkheid tot verschijnen werd gekoesterd, was Fransje. Stil omdat zij iemand was die liever op de achtergrond bleef, krachtig vanwege haar feilloze gevoel voor verstandhoudingen en voor het belang van het maandblad. Stil heeft ze zich in de periode na Berts dood afgevraagd of het niet interessant zou zijn om de rol van het Hollands Maandblad in de cultuurontwikkeling van de afgelopen dertig tot veertig jaar te onderzoeken en te beschrijven; ze vond het niet gepast om daarin opdringerig te zijn. Krachtig heeft zij ervoor gezorgd dat er een toegankelijk archief is en dat er een bibliografie is samengesteld, zodat ook die mogelijkheid open blijft.
Fransje heeft ons regels getoond waarmee je in het leven behoort te staan. Zij heeft ons geleerd hoe we de regels moeten volgen, maar ook hoe wij daar op een goede manier van af moeten wijken. Ongemerkt was zij een vrijbuiter.
Een van haar naaste vrienden zei: ‘Bij moeilijke beslissingen of het bepalen van een standpunt, zal ik altijd even aan Fransje denken, en me afvragen tot welke oplossing of mening zij zou komen.’
Ze hield van het leven. Ze hield van verhalen en was geïnteresseerd in belevenissen van anderen. Eindeloos veel briefkaarten getuigen van de vriendschappen die ze onderhield. Met haar vier kinderen en enkele vrienden heeft ze tot en met de laatste dag een hechte band onderhouden. En ook in die laatste dagen hebben we elkaar verhalen verteld.
Wat zal het wennen zijn dat we haar onze dilemma's niet meer kunnen voorleggen en dat we onze persoonlijke belevenissen niet meer kunnen delen.