| |
| |
| |
Cicero Consultants
door Jaromir Jansen
‘Ach!... Wie verloor wat gij verloort,
vindt nergens rust!’
friedrich nietzsche, Vereinsamt (1884)
Dit verhaal speelt zich af in de schitterende dageraad van de nieuwe Gouden Eeuw, de jaren waarin het tot de mensen begon door te dringen dat de beproevingen die het voorgeslacht het hoofd had moeten bieden, niet zouden terugkeren. Nooit meer. Ze waren de nieuwe vrijheid tegemoet getreden, eerst wantrouwend, als gevangenen die niet konden geloven dat hun cipiers verdwenen waren, dat water en brood in nectar en ambrozijn veranderd bleken. Toen, in het besef dat de nieuwe tijd werkelijk was aangebroken, werden ze door een steeds uitzinniger begeren voortgedreven, in één grote, alomvattende beweging verder de onmetelijkheid in, de onbegrensdheid van het méér, het méér en méér.
Nazomer. In steen en asfalt had de stad de hitte van de dag bewaard; in de lucht hing het warm parfum der metropolen, dat (zoals wetenschappelijk bewezen is) prikkelt tot gedurfde actie. Over de brede trottoirs van de boulevard, in de schaduw van de platanen, togen dichte drommen de avonturen van de avond tegemoet. De mensen gingen vrijdag vieren.
Jonge effectenmakelaars, de tas met laptop in de ene hand, en in de andere hun mobiele telefoontje tegen het oor geklemd; kaalgeschoren portiers die de disco's gingen bewaken, met geweldige armen zwellend uit hun t-shirts; moderne zakenvrouwen, de stap energiek, de blik op oneindig zelfbewust; kortgerokte schoonheden, de borsten in diep decolleté geprangd; oude en jonge dronkaards, de bierfles omklemmend; tandeloze junks van de eerste generatie, gehuld in kachelpijpenjeans en baseballpetjes op de bleek-benige koppen; jonge meisjes, zwart, bruin, blank, onophoudelijk giechelend in hun gsm; een ongekamde cultuurcritica met blije ogen naar jonge wildplassers spiedend; dames van middelbare leeftijd, de kaken hoekig van het vermageren, de ogen hard van rijkdom, het gezicht strak van zonnebankbruin, het haar stijf van lak en peroxide; dikke vrouwen, kale mannen uit de provincie in onverstaanbaar dialect tegen elkaar roepend; een jong echtpaar, de zuigeling door de man aan de borstkas gedragen; kortgebroekte rugzaktoeristen, met opengevouwen kaart elkaar de verkeerde richting wijzend; halfnaakte getatoeëerden met neus- en lipringen, een dagje over uit het Verenigd Koninkrijk; een jonge dotcom miljonair, verwilderd naar de wielklem op zijn bmw starend; een haveloze gestoorde van onbestemde leeftijd en herkomst, iedereen de dood toewensend; een nichtenpaar uit Nijmegen, ooit jong, nu met leren petjes en een troetelhondje; ouderwetse directeuren in blazer, op weg naar een snel bordeelbezoek, het uitzakkend lichaam door deodorant omwolkt, het haar over de kale schedel geplakt; zakkenrollertjes, het jasje over de arm, te onopvallend de tram bestijgend. Zij en nog duizend andere verschijningsvormen van de homo sapiens sapiens na de millennium-wende verdrongen zich in de late vrijdagmiddag.
Tussen deze stromen gingen stapvoets de gemotoriseerden. Uit open ramen klonken de decibels in stereo. Links de dreunende bassen, het bom-bom-bom van housemuziek, als de geluiden uit een fabriekshal in de industriële revolutie. Rechts het strijdlied van een rapper uit het getto, de opgevoerde Internationale tot het eisen, het
| |
| |
hebben, het onteigenen van alles. Open Porsches met aan het stuur een overgefortuneerde jonge entertainer, of een dealer, of een voetballer, of een pooier, zijn levende have naast zich en een pitbull op de achterbank; een Alfa Romeo, achter het stuur een resoluut verzorgde onlangs nog jonge vrouw, hoofd van een reclamebureau, begeleid door een Maltezer Leeuwtje. Een Lexus met chauffeur en een lid van een raad van bestuur, verdiept in een krant. Een Harley met een Hell's Angel in gevechtstenue.
De etalages toonden het paradijs van het komend seizoen. De nieuwe tinten van de herfst, feestelijk gedekte tafels, blinkende slachtmessen, computergestuurde braadspitten, wachtend op het najaarswild. En verderop in de zijstraten de bedrijvigheden waaraan deze stad zijn wereldnaam te danken had, B haar trots. Schemerige cafés waaruit de zoete geur van hasj dreef. Etalages met de wijdbeense vrouwenpoppen, de mond opengesperd in de starre gemeenplaats van schreeuwende geilheid. De geweldige plastic lullen opgesteld in regimenten als in de wilde dromen van een dwerg. De doosjes met de toverzalven. En dan een steeg verder, in gedempt rood licht de levende poppen, automatisch wenkend en glimlachend, te koop voor een half uur, een uur, een dag.
Alles ademde verwachting
Bijna aan het einde van de boulevard, op de zevende verdieping van een oud kantoorgebouw woonde de drieëndertigjarige interimmanager Jakob Daader in een verbouwde bedrijfskantine. Onder andere omstandigheden zou hij zich aan het einde van de werkweek hebben voorbereid op een willekeurige wandeling, een bezoek aan een paar vertrouwde adressen in de kleine metropool, om daar het toeval zijn werk te laten doen. Deze avond had hij iets anders aan zijn hoofd. En dat was nog zwak uitgedrukt.
Jakob Daader was alleen volledig aanwezig in de werkelijkheid als zijn bewustzijn door één doel in beslag werd genomen. Zelden duurde dit lang. Hij werkte tot hij had bereikt wat hij zich had voorgesteld, zijn perfectie. Dan, na een paar uur inwendig vuurwerk van geluk, zonk hij weg in somberheid, tot het volgende doel verscheen. Alles wat hij deed, was interim en kortstondig. Hij leefde van concentratie naar concentratie. Aan stress, burn-out of infarct zou hij nooit bezwijken. Werk was werk, en werk was alleen werk als hij zich erin kon verliezen.
Anders gezegd: Jakob Daader speelde. Of misschien was hij het niet eens zelf. In zijn hersens woonde een hond over wie hij niets te zeggen had. Een ongedresseerde hond. Van tijd tot tijd rook die iets dat zijn hebzucht wekte: werk, een vrouw, of ook wel een denkbeeld dat in Jakobs hoofd ontstaan was. De hond rende het na, beet zich vast. Jakob volgde en deed wat de hond wilde. De buitenwereld zag een man, energiek en zelfbewust op weg naar zijn doel. Hij wist zelf beter. Aan wat hij deed lag geen wilsbesluit ten grondslag. Hij was zijn eigen getuige. Van seconde tot seconde besefte hij dat zijn menselijk verstand uitvoerde uit wat het dier begeerde. Mens en dier waren één, soms in gevaarlijke roekeloosheid. Jakob droeg daarvan een litteken waar hij met niemand over sprak.
Het was een uur of zes geworden, nog altijd bladstil, tegen de dertig graden. Hij moest opschieten als hij zich niet wilde haasten. Voor de laatste keer controleerde hij op het beeldscherm van zijn computer een tekst, liet het papier uit de printer komen, hield het met gestrekte arm voor zich, inspecteerde de lay-out, rolde het zorgvuldig op en borg het in een koker. Hij ging voor zijn klerenkast staan, koos na kort mompelend overleg met zichzelf een hagelwit overhemd, een donkerblauw lichtgewicht pak. Geen das. Hij pakte de koker, keek nogmaals in de spiegel, wees op zijn voorhoofd en ging op weg.
Links af, de stille kant van het Rokin, verder langs de Amstel, de Blauwbrug over en zette in lange, rustige pas zijn weg voort, richting Sarphatistraat. Mensen die hem
| |
| |
tegemoet kwamen, zagen een man van het gewone yuppentype, zijn haar met een vage scheiding in het midden, zorgvuldig ongekamd, dure kleren, het benig gezicht van de volwassene en de ontevreden, boze oogopslag van de jongen die de hele wereld aan zijn laars wil lappen, maar doorgaans voorzichtig genoeg is om dat te laten.
Degene met wie hij had afgesproken, heette Roen Trapstra. Eigenlijk Jeroen. Hij was geboren in de tweede Jeroen-golf. Een jaar of tien geleden, nog als copywriter, was hij op het idee gekomen, zich te onderscheiden en zo was het Roen geworden. Tot zijn tevredenheid had hij gemerkt dat daarna meer generatiegenoten de eerste lettergreep hadden geschrapt. Al vlug na die naamsverandering had hij zijn copywriting eraan gegeven en een multifunctioneel adviesbureau opgericht, Integrated Targets. Na een moeilijke aanloopperiode zat het bureau nu onstuitbaar in de groei: personeel aangenomen, kantoor aan de grens van de Zuid-as betrokken, actief geworden op de beurs en Roen zelf getrouwd geraakt. Hij was vermogend, onwrikbaar gevestigd, dikker geworden en harder gaan praten. Daarom, en ook omdat ze elkaar al van de collegebanken kenden, had Jakob hem uitgekozen. Dat wist Roen niet.
Jakob legde de laatste paar honderd meter naar het Amstel Hotel in vertraagde tred af, zijn scenario binnensmonds repeterend. Hoffelijk beantwoordde hij het ‘Dag meneer Daader!’ van de portier op gelijke wijze, met het noemen van diens achternaam. Als altijd bekeek hij met instemming de gietijzeren pilaren, de marmeren hal en de brede trappen die zich sierlijk naar de eerste verdieping bogen. In de lounge zaten een man en een vrouw van middelbare leeftijd tête à tête te fluisteren, door de pianist begeleid met een stroopzoete interpretatie van Les feuilles mortes. Verder was de ruimte verlaten.
| |
| |
Roen had zich met een glas bier teruggetrokken in de hoek van het terras. De oude makkers begroetten elkaar met hand schudden en klopjes tegen de zijkant van de linkerschouder, gingen weer zitten en werkten de plichtplegingen af.
‘Uitstekend plekje hier,’ zei Roen.
‘Het beste van de stad,’ zei Jakob.
Het werd onwaarschijnlijk stil. De daken aan de overkant van de rivier kartelden zwart tegen de bijna rode avondlucht, de rivier die sinds eeuwen niet had gestroomd, weerspiegelde haarscherp de bomen aan de overkant. In de dampkring zat evenmin beweging. De pianist had een pauze genomen.
‘Een eeuw geleden, op de kop af, was het even warm als nu. Toen zaten hier ook rijke mensen die niks aan hun hoofd hadden behalve rijker worden,’ zei Jakob. Roen gaf geen antwoord.
Een meter of vijftig verder lag de brug. Een tram naderde, maakte halt, reed stapvoets verder over het deel dat kon worden geopend. De wielen bonkten zwaar over de openingen tussen de rails; de klappen resoneerden tussen water en wegdek.
‘Boemboem!’ zei Jakob. ‘Veertien jaar later brak de oorlog uit. Daar wisten ze niks van, toen. En vier jaar later waren er dertig miljoen mensen dood.’
‘Wat je zegt.’
‘Als je honderd jaar geleden in Duitsland geboren was, had je kans dat je op je drieëndertigste door Hitler gevraagd werd om in zijn regering te komen. Gesundheit! Ja, we gaan rare tijden tegemoet.’
‘Heb je daar informatie over?’
‘Nee,’ zei Jakob. ‘Ik bedoel alleen dat we geen flauwe notie van de toekomst hebben. Onvoorstelbaar veel minder dan niks! En dat we daarom meer gebruik moeten maken van het beetje dat we over het heden weten.’
‘Doen we dat dat niet?’
‘Niet genoeg. Daar gaat het over.’
De pianist was terug. Gedempt klonk uit de lounge een futloos The Windmills of Your Mind.
‘Ik ben heel tevreden zoals het nu gaat,’ zei Roen. ‘Don't rock the boat! Gewoon volle kracht vooruit.’
‘Nee!’ zei Jakob. ‘Ik ga je een experiment voorstellen. Eerst een vraag: wat willen de mensen?’
‘Wat ik zei. Gewoon lekker leven.’
‘Ja, rijker worden. En ze willen opvallen. Dat gaat vaak samen. Maar het kan beter. Je wordt het rijkst en je valt het meest op als je je tegenstander verslaat, of niet gewoon verslaat maar zo opzienbarend mogelijk reddeloos de grond in boort.’
‘Denk je?’
‘Weet ik zeker. Maar lees eerst dit.’
Jakob gaf Roen het vel papier uit de koker.
Roen las:
HET SEIZOEN VAN DE TOESPRAKEN STAAT VOOR DE DEUR!
Eerst de TROONREDE!
Dan de fractieleiders!!
En de voetbaltrainers!!!
De cabaretiers, de conferenciers!!!!
De President van de Raad van Bestuur....
ER WORDT WAT AFGELULD!
STRAKS MOET U OOK IETS ZEGGEN!
REDEVOERING HOUDEN!
U WORDT UITGELACHEN!
| |
| |
OF ERGER,
U MOET NAAR HET GEZANIK VAN EEN ANDER LUISTEREN
DAT IS NIET NODIG!
U KUNT DIT JAAR ZEER GOED VOOR DEN DAG KOMEN - U KUNT
DIT JAAR ZEER GOED VOOR DEN DAG KOMEN
U BOEIT UW PUBLIEK MET EEN SCHERPE DOORLICHTING
VAN DE EIGENTIJDSE PROBLEMEN
MEESLEPEND SCHETST U DE TOEKOMST VAN UW BEDRIJF
U PAKT DE CONCURRENTIE AAN
U vermorzelt uw tegenstanders!
(binnen de grenzen van de wet)
Het schrijven van een goede toespraak
is niet ieders werk
Wij doen dat voor u. De vakmensen van
CICERO CONSULTANTS
DE SPECIALISTEN IN HET
AANVALLEND ALGEMEEN BESCHAAFD NEDERLANDS
MAAK ZE KAPOT!
Ook spoedopdrachten! Slagvaardige reacties.
Feesten. Begrafenissen. Onder geheimhouding.
Strikt vertrouwelijk; met de inhoud van uw keuze, naar de duur van uw wens.
CICERO CONSULTANTS: UW AANZIEN IS ONZE ZORG.
Bezoekt ook onze website: www.CCC.Ultimagisters.com
Roen had aandachtig gelezen; hij schoof zijn bierglas opzij, veegde met een servetje het tafelblad droog en legde het papier neer. ‘Leuk gedicht, mooi geprint. Leest lekker. Niet van het Leger des Heils. Maar wat wil je ermee?’
‘Het is geen gedicht, het is een experiment, en straks ga ik je vragen of je mee wilt doen. Straks, want eerst moet ik uitleggen wat erachter zit.’
‘Natuurlijk,’ zei Roen. ‘De voetnoten.’ Hij keek Jakob aan. Hij herinnerde zich monomanieën, zelfvernietiging van jaren geleden, hoe Jakob naar Amerika had moeten uitwijken. Dat die jongen nog leefde. Ja, die was nog altijd gek. ‘Vertel!’
‘Eerst moet je begrijpen dat we in een nieuw tijdvak leven,’ zei Jakob. ‘Niet journalisten-nieuw, niet wasmiddel-vernieuwd maar zuiver splinternieuw. We zitten er middenin.’
‘Dat hoor je weleens.’
Jakob schoof zijn stoel wat achteruit. ‘Denk historisch! Ik leg iets uit. Vroeger had je de tijdperken van het wij. Christus was een wij, Hitler was ook een wij, en noem nog eens iemand.’
‘Uh, Clinton.’
‘Nee, die juist niet. Gorbatsjov misschien. Die is al vergeten. Intussen had je het ik gekregen, het ik-tijdperk. Praatjes over individualisering, allemaal wetenschappelijk beschreven. Veel aan verdiend en allemaal onzin.’
Jakob hield zijn rechter wijsvinger voor z'n neus.
‘En nu is langzamerhand het boven-ik begonnen. Wat destijds nog Übermensch heette, dat wordt gedemocratiseerd. Hier begint de nieuwste tijd. Iedereen wil zijn eigen bovenmens zijn. Iedere dag staan ze in de krant, iedere avond zie je ze op televisie. Hard in een auto rauzen, hard schreeuwen, rijkste man ter wereld worden, op een gitaar rammen, machinegeweer leegsproeien, in één klap iemand neerslaan, doodschoppen, literaire prijzen winnen, zoveel gappen dat je levenslang rijk bent, er op los verkrachten, waarheidsvinder worden, het kan allemaal. Altijd: scoren en nog
| |
| |
eens scoren, de kampioen zijn. En als het mogelijk is elkaar te lijf gaan. Haten. En winnen. Dat is altijd zo geweest. Het verschil is dat je er nu netjes mee voor den dag kunt komen. Het tijdperk van het boven-ik is het tijdperk van iedereen tegen iedereen, begrijp je? Dat is nu gedemocratiseerd. Daar hoef je geen verkiezingen meer voor te houden.’
Roen wreef eens langs zijn neus, vijf keer. ‘Interessant,’ zei hij toen. ‘Ik meen het.’
Straks zou hij zeggen dat het zo'n vaart niet zou lopen. Heel interessant maar in de praktijk zou het best wel meevallen. Best wel! En dan ging hij naar huis, televisie kijken.
‘Iedereen wil kampioen zijn,’ zei Jakob. ‘Liefst gratis, van de ene seconde op de andere. Dat is een algemene behoefte. En het mooie van deze tijd is dat iedereen er recht op heeft. Natuurlijk, waarom niet! En dan wordt het gat in de markt ontdekt. De meeste mensen weten niet hoe ze hun boven-ik de kans moeten geven. Voor die mensen zijn prothesen in de handel. Brullende uitlaten, siliconen-tieten, stiletto's, pillen voor van alles en nog wat, allemaal prothesen voor de bovenmens.’
‘Tsja,’ zei Roen.
‘Nee, niet tsja. Daar gaat het om,’ zei Jakob met stemverheffing. ‘Alleen voor redenaars is er niets, geen pil, geen chip, geen hormoon, geen dope, niks. Hoe is dat mogelijk! Want toch worden overal steeds meer redevoeringen afgestoken - en altijd is het meelijwekkend gestuntel. Of van dat consensusproza, dat met angstzweet is geschreven. Of schelden. Je weet niet wat erger is! Dat het zo slecht is, dat is nog het ergste.’
Roen lachte. ‘Je moet er een boek over schrijven.’
‘Een boek! Dat duurt een jaar en dan valt het in handen van een paar idiote recensenten. Nee! De tijd is nu rijp! De mensen die iets willen, moeten zich weer tot de massa richten. Denk aan het referendum! Straks komt er voor alles en nog wat een referendum. Burgemeesters, hoofdcommissarissen, meer sjoelbakken in het wijkcentrum. Referendum. Daarvoor heb je geen sprekers nodig maar volksmenners, geschoolde demagogen. Nee, er moet geen boek komen maar adviseurs voor het bespelen van de massa, consultancy in demagogie. Cicero Consultancy gaat met zijn teksten de prothesen voor grote redenaars maken. Ich bin ein Berliner! Volk steh auf, Sturm brich los! I have a dream. Wollt Ihr den totalen Krieg! - die vooral. Dat soort toespraken is nergens te koop.’
Jakob haalde diep adem.
‘En dan de verdachtmakingen waartegen geen jurist iets kan doen, de doorziekende insinuaties, de redevoeringen waarmee je je vijand sloopt. Daar word je beroemd mee. Gevreesd. Hoe gevreesder, hoe beroemder. En hoe rijker. Dankzij Cicero. De zonnebank, de body-building, de viagra van de retoriek. Dankzij Cicero Consultants kan straks iedereen historisch uit de hoek komen. Begrijp je? Dat is de theorie! Dat is het!’
Hij leunde ver terug in zijn stoel.
‘Ik laat het op me inwerken. Je m'excuse,’ zei Roen. Hij kwam moeizaam overeind, als een zwaarlijvige.
Daar had je het weer. Je m'excuse. Even naar z'n eigen geklater luisteren, doortrekken, nog even blijven staan, in de wc doe ik de wereld op het haakje. Roen! Jong, rijk, dik en vader.
Hij kwam terug met de ober achter zich aan. ‘We drinken nog wat. Ik een pils.’
‘Een dubbele wodka met veel ijs.’
Toen ze weer alleen waren en proost hadden gezegd, legde Roen zijn benen op de balustrade, dronk in één reeks slokken het halve glas leeg, veegde het schuim van zijn mond. ‘Denk je serieus dat daar iemand op reageert?’
‘Dat weet ik niet, nee, geen flauw idee. Het is een experiment, zo moet je het zien. Een experiment in consultancy.’
| |
| |
‘Dat zijn kwakzalvers en waarzeggers ook. Experimentele consultants.’
‘Ja, als je het zo bekijkt. En psychotherapeuten, en acupuncturisten, en copywriters ook. Maar Cicero Consultants heeft historische voorgangers. Lenin, Goebbels, Hitler. Cicero zelf.’
‘Jaja. Maar serieus, als we aan geld denken: wie meldt zich bij CC?’
Jakob haalde zijn schouders op. ‘Dat moet blijken! Daarvoor is het een experiment. Veel gekken denk ik. Dit is de tijd van het gedemocratiseerde boven-ik. Daar komen dus gekken die ook iets willen. Waar ze recht op hebben. Gekken met geld, hoop ik. En mensen die een rekening willen vereffenen, of gewoon iemand in het openbaar afslachten. Gek of niet, zolang ze maar betalen.’
Roen trommelde wat met zijn vingers op de leuning van zijn stoel. ‘Waarom beginnen we niet met een bureautje voor het schrijven van anonieme scheldbrieven? Bij wijze van marktonderzoek?’
‘Dat zal ik je zeggen. Dat is stiekem. Wij werken alleen voor moedige mensen die in de openbaarheid treden. Dat is nobel.’
‘Maar we mogen nooit zeggen dat wij hun tekst hebben geschreven.’
‘Nooit. Dat is ons beroepsgeheim. Onze erecode. Daar gaat het om.’
Het klonk redelijk, peinsde Roen, maar er zat ook iets krankzinnigs in; nee, iets onwerkelijks.
‘Laten we dat eens aannemen,’ zei hij. ‘We zetten zo'n advertentie, we openen een website. Wat staat er op die website?’
‘De tekst van de advertentie. En dan kun je een paar redenaars aanklikken. Die laten horen hoe het moet. Een paar Amerikanen; die kunnen het. Fransen en Duitsers ook. En dan uitzinnig gejuich van grote massa's.’
‘Hitler?’
‘Daar is het nog te vroeg voor. Nog een paar jaar. Dan is hij weer in de mode.’
| |
| |
‘Gesteld dat we het doen. Wie schrijft zo'n tekst?’
‘Wij. Na persoonlijk consult gaan we schrijven. De klanten betalen naar draagkracht, de rijken een fortuin en een zielige ambtenaar, zo'n whistle blower die in het gedrang is geraakt, die betaalt niks. Of no cure no pay. Een kwestie van ervaring opdoen. Dat is de ramp van dit land. Iedereen wil alles tot op de jongste dag tot op de cent uitgerekend hebben voor er een besluit kan worden genomen.’
‘Je hebt toch van die bureaus die mediatraining doen? Zijn dat niet onze concurrenten?’
‘Nee! Juist niet!’ Jakob lachte. ‘Je belt bij Hitler aan. Niet thuis. De Führer zit op mediatraining! Die trainers leren klanten hoe ze de gladste praatjes kunnen maken, hoe ze met hun lichaamstaal moeten overkomen. Hoe ben ik overgekomen? Nou, je lichaamstaal was prima! Die bureaus leren hun klanten hoe ze de waarheid moeten inzalven en balsemen, tot je niet meer ziet en hoort dat het de waarheid is. Dat zijn vervalsingsbureaus. Wist jij dat de vervalsingsindustrie de grootste van de hele wereld is?’
‘Je zegt het.’
‘Dat is zo. Als je mee wilt doen, moet je de waarheid masseren, faceliften tot in het onherkenbare. Zo'n bureau dat jij bedoelt, geeft cursussen in vervalsing. Cicero gaat iets geheel nieuws doen. Cicero leert zijn klanten hoe ze vijanden moeten maken en verslaan met de naakte waarheid. Verslaan, dat vooral. Dankzij ons worden ze straks gevreesd. Dat willen ze het liefst.’
‘En dan schrijven wij de rekening.’
‘Ja. En dat is pas het begin. Er komt nog een hoofdstuk. Dat is het belangrijkste. Die cliënt heeft een vijand gemaakt. Die wil iets terug doen. Dan zoekt Cicero Consultants contact met de vijand en schrijft de volgende verpletterende redevoering. Begrijp je. De behoefte is onuitputtelijk.’
‘Ja. Je bent gek. Dat mag niet. Dat is tegen de ethiek. Tegen de regels, van de advocatuur, van de reclame. Dat kan niet!’
Jakob schudde zijn hoofd. ‘We leven niet meer in de twintigste eeuw. In deze eeuw hebben we de ethiek overwonnen. Terwijl wij hier zitten te praten, moorden hele volken elkaar uit met beste wapens die door ons zijn geleverd. Dat afslachten wil iedereen op de televisie zien. De wapens zijn betaald met het geld ze van ons hebben geleend, voor hun ontwikkeling en voor onze werkgelegenheid. Met ethiek maak je meer werklozen en wordt de televisie slechter. Daar willen Cicero Consultants niets mee te maken hebben. Die willen maar één ding, tenslotte. De waarheid dienen!’
‘Liegen tegen hun klanten.’
‘Een klein middel voor een groot doel. Zie het als dialectiek: these en antithese.’
‘En wie maakt de synthese?’
‘Die komt vanzelf.’
‘Dat is makkelijk,’ zei Roen. ‘Iets anders. er wordt wat afgeluld. Kan dat? Is dat wel wervend?’
‘Ja. Je weet meteen wat ermee wordt bedoeld. Daar wordt naar gesnakt. Dat is postmodern algemeen beschaafd. Maar het kan veel beter. Dat gaat Cicero doen: het aanvallend algemeen beschaafd Nederlands maken, het AAB.’
‘Het AAB van CC.’
‘Dat kan van alles zijn. Smeerlapperij onthullen, belachelijk maken, oude misstappen oprakelen, alles. Zolang er maar niets van die man overblijft. Of vrouw natuurlijk. En zolang niemand weet dat wij erachter zitten. Als er maar vermorzeld wordt. Het moderne vermorzelen. Met open vizier vermorzelen.’
‘Bijt strot af.’
‘Juist.’
‘En Cicero regisseert het. Een soort kooivechten.’
| |
| |
‘Je slaat de spijker op de kop.’
Roen begon te lachen. ‘Hebben we geen kantoor nodig, met een spreekkamer?’
‘Kan dat niet bij jou?’
‘Geen denken aan!’
‘Nou, je hebt bedrijven die kantoorunits verhuren, met telefoon, fax, desktop, internet, e-mail. We zetten die advertentie, openen de website, huren zo'n unit, voor een maand misschien, of twee, en als het dan niet is gelukt, houden we ermee op. Dan weten we het. Experiment mislukt. Zo ongeveer.’
‘We moeten ook briefpapier hebben, met een logootje.’
‘Ja. cicero consultants, met de kop van Cicero. Voor de rekeningen. Dat komt allemaal later. Eerst de eerste stap.’
‘Gesteld: we hebben dat allemaal gedaan. De stormloop op Cicero begint. Wie zit er dan achter het bureau, wie ontvangt?’
‘Samen. Om de beurt, of wie er tijd heeft.’
‘Jakob, ik weet het niet... Mijn instinct zegt me dat het een raar plan is. Een jongensplan.’
‘Alles wat later in de geschiedenisboekjes komt, is begonnen als een raar plan. Hannibal met zijn olifanten over de Alpen! Napoleon naar Moskou. Lindbergh de oceaan over. Denk je dat zoiets in de hersens van een rijpe volwassen man was opgekomen? Je gaat een maand tegemoet waarover je meer zult napraten dan over de meeste maanden van je leven.’
‘Een experiment.’
‘Een experiment.’
‘Wat gaat het kosten?’
‘Dat gaan we berekenen.’
Het was donker geworden. Jakob staarde naar de lichtjes aan de overkant van het water. Daarachter gromde de stad. ‘Dat gaan we berekenen,’ zei hij zacht, langzaam tegen zichzelf, met de nadruk op iedere lettergreep.
|
|