vernietiging van de Nederlandse joden, percentueel meer dan in welk ander bezet land dan ook, dan wel zo zou hebben plaatsgevonden als zij heeft plaatsgevonden.
In elk geval is er nooit van de zijde van de naoorlogse regeringen een woord over de ontslagen vuil gemaakt. Nog sterker, toen mijn grootvader bij de uitvaardiging van de wet die ook een leeftijdslimiet voor notarissen instelde, betoogde dat hij dan wel de jaren dat hij in de oorlog uit zijn ambt ontzet was geweest alsnog wilde vervullen, werd hij weggelachen. ‘Daar kon men toch niet aan beginnen!’
Ter plaatsvervanging van dat onrecht acht ik mij nu gerechtigd schadevergoeding te vragen.
Mijn grootvader was lid van de Vrijmetselarij, maar ook deze organisatie heeft destijds het verzoek om hulp en steun afgewezen. Dat was toch veel te gevaarlijk. Sindsdien heeft mijn familie niet meer bij de Vrijmetselarij, die zich zo op morele waarden beroept, willen horen. Dat geldt ook nog voor mij. Op zich is dat geen reden nu aanspraak te maken op een vergoeding van overheid, verzekeringen, banken en de beurs, maar het is wel tekenend voor de weinig solidaire houding van de Nederlandse elite.
Na de oorlog werd er bij ons thuis uiteraard veel over die voorbije periode gesproken. Op school werd ons bijgebracht hoe heroïsch het Nederlandse volk zich tegen de bezetter had geweerd. Die mythe werd in ons gezin wel doorgeprikt. Dat was niet in verwijtende zin, maar met veel begrip voor al diegenen die het ook niet makkelijk hadden gehad. Soms kwam er iets van kwaadheid naar boven. Zo herinner ik mij dat mijn grootvader op een gegeven moment het uit zijn ouderlijk huis, bij het afvoeren van zijn broer en zusters, gestolen zilveren koffieservies in een winkel zag staan. Toen hij de politie daar opmerkzaam op maakte en stelde dat het aan hem teruggegeven behoorde te worden, was de reactie dat hij het maar moest kopen. ‘Daar had hij immers geld genoeg voor.’
Alleen al daarom hebben ik, mijn broers en neven nu recht op schadevergoeding.
Omdat ik hier uitsluitend op persoonlijke titel schrijf, wil ik alle voorbeelden van verzekeringen, banken, overheidsinstanties, beurshandelaren die geweigerd hebben polissen uit te keren, in gestolen goed en aandelen hebben gehandeld, die geweigerd hebben aan hun reële en morele schulden te voldoen, niet opnieuw aanhalen. Dat heeft de onderhandelingsdelegatie namens de joodse gemeenschap duidelijk genoeg gedaan.
De toespelingen en de opmerkingen omtrent hun inspanningen die ik zo hier en daar van vrienden en bekenden hoorde over de ‘joodse inhaligheid’ hebben echter een verslagenheid opgeroepen die mij er toe brengt om te vermoeden dat men klaarblijkelijk nog steeds niets van het verleden heeft geleerd. De officiële reacties op de liro-zaak en Goudstikker-affaire sterkten mij daarin.
Tenslotte dit: Feit is dat waar Nederland aanvankelijk tot de trouwste vrienden van Israël behoorde, er nu een doorslaan naar Palestijnse kant valt te bespeuren. Zou dat omslaan van de sympathie met het verdwijnen van schuldgevoel te maken hebben? Ik ben voor vrede in het Middeno-Osten. Ondanks het feit dat er officiële banden van mijn partij, de vvd, met Likoed zijn, ben ik net als mijn familie in Israël, een oom en zijn kinderen en kleinkinderen, meer een aanhanger van Barak en Peres, dan van de vertegenwoordigers van de harde lijn zoals Netanyahu en Sjaron. Ik ben zelf mijn gehele werkzame leven tot nu toe werkzaam geweest in de Europese politiek, waarvan het voornaamste ideaal - ‘het tot elkaar brengen van landen die in de voorbije eeuwen elkaar voortdurend hebben bevochten’ - zeker ook opgaat voor het Midden-Oosten.
Daarom bepaal ik ook liever zelf wat er gebeurt met geld waarop ik recht heb, dan dat een groep Likoed-aanhangers of orthodoxen, die nu niet bepaald voorop lopen om de vrede te bewerkstelligen, dat voor mij gaat doen. Dit gevaar is heel reëel wanneer ik en al degenen die wel recht op de uitkering maar geen gebrek hebben en het geld dan maar bij de Stichting maror zouden laten. Die gaat dan bepalen wat er met de niet uitgekeerde gelden gaat gebeuren. Dat bepaal ik liever zelf, dan weet ik tenminste zeker dat het aan een door mij nuttig geacht doel wordt besteed.
Ook daarom heb ik mijn aanvraag tot rechtsherstel ingestuurd.