[640]
Deze maand
Men zegt wel dat cynisme tegenwoordig hand in hand gaat met goedgelovigheid, en ik ben voetstoots bereid dat aan te nemen, maar ik voel mij daarvoor vandaag iets te cynisch. Zeker is dat goedgelovigheid komt met grote woorden. Aan grote woorden hebben wij in onze tijd geen gebrek. Wij leven in een grote-woorden-wereld (dit is er een voorbeeld van), maar gelukkig luisteren wij allang niet meer. Murw gebeukt, nemen wij niet eens de moeite meer ons te pantseren tegen het verbale geweld.
Grote woorden zijn echter besmettelijk, en ze leiden steevast tot hardhorendheid. Indien wij niet horende doof zouden zijn, dan zouden wij een andere werkelijkheid onder ogen moeten zien. Rondom ons woekert immers een multicultureel ‘drama’, het onderwijs is een ‘nationale ramp’, op de Nederlandse straten heerst een ‘burgeroorlog’, Máxima blijkt een ‘verwoestende’ legitimatiecrisis voor het koningshuis, de val van Peper is een ‘Griekse tragedie’, het Internet leidt tot ‘onbegrensde economische groei’ - oh neen, toch niet, het Internet blijkt een ‘fatale luchtbel’. Het staat aldus letterlijk in de geschreven media - en niet de minst aanzienlijke. Pas als wij deze grote woorden hardop declameren zijn we in staat iets te begrijpen van de tragikomische wens van onze tijd om meeslepend en belangrijk te zijn.
Neen, veel interessanter is de andere kant van de medaille. De goedgelovigheid. In hun angst iets te missen van onze meeslepende en belangrijke tijd, lijden de media er in hoge mate aan. Een piepklein voorbeeld strekt hier tot lering. De voorbije boekenweek was nog slechts drie dagen oud, of alle kranten kwamen onder de kop ‘Run op boeken’ met het bericht dat de boekhandels de vraag naar leesvoer, en vooral naar het boekenweekgeschenk van Salman Rushdie, niet meer aankonden. Voor de zekerheid heb ik even op straat gekeken. Er was geen ‘run’, en ik zag geen drommen mensen met radeloze leeshonger in de ogen. Hoe kwam dit bericht in de kranten - in alle kranten - terecht? Wie het spoor terug volgt, ziet een persbericht ontstaan op de burelen van de cpnb, de stichting Collectieve Propaganda voor het Nederlandse Boek, de organisator van de boekenweek zelf dus. Het persbericht gaat naar het anp, het Algemeen Nederlands Persbureau, dat geld - veel geld - verdient door de verkoop van ‘nieuws’ aan de media. De reflex bij het anp is: boekenweek+boeken+‘run’=nieuws. De reflex bij de kranten is: als het anp het zegt, is het waar, en bovendien mogen wij anp-berichtjes als eigen nieuwsgaring plaatsen mits we wat woordjes veranderen. Plotseling gonst het in Nederland: er is ‘een run’ op boeken. Wat begon als zelf-felicitatie van een propaganda-organisatie, werd in een oogwenk een nieuwsfeit. Dankzij de goedgelovigheid, die hand in hand flaneert met cynisme.
Deze maand gaat het in Hollands Maandblad over goedgelovigheid, over cynisme en ook over doofheid. Frits Bolkestein belicht de goedgelovigheid van de Sturm-und-Drang-denkers. Frans Stüger schrijft over goedgelovigheid als jeugdtrauma. Anton van der Veeke verhaalt van de cynische goedgelovigheid tijdens onze recente oorlog op de Balkan. Florus Wijsenbeek vertelt over vergoeding voor het goedgelovige cynisme van een halve eeuw geleden. Liesbeth Koenen trekt ten strijde in het belang van de literatuur voor doven. Als balsem tegen de grote-woorden-wereld is er poëzie van Margreet Schouwenaar en van Roel Richelieu Van Londersele. Ten slotte houdt Willem Otterspeer ons voor dat het toeval elk cynisme en alle goedgelovigheid overstijgt, en dat het de zoete specerij is van een lezend bestaan. Voldoende om weer een maand aandachtig te luisteren naar wat geschreven wordt - bb