Hollands Maandblad. Jaargang 2001 (638-649)
(2001)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
[pagina 16]
| |
de hoerVoor Ingmar Pfeijffer Schrijf geen gedicht meer. Wat doen ze er toe?
Stort achterflap na achterflap vol achterklap,
de schaar weet raad en wat tussen de kaften staat
dat dondert niet. Jij zingt je lied van daar en hier,
jij bent de man van wat en hoe.
Posteer je in de pluchen stoel
voor een enorme boekenkast, rook shag
(de pijpen waren op), bestel een televisieploeg
en lach jezelf maar minzaam toe.
Jawel, mijn held, jij komt er wel, wat heet:
je bént er, om te blijven. Val de spiegel om de hals
en kus dat zilverglad gezicht -
wat zal je nog gedichten schrijven?
| |
[pagina 17]
| |
poète bénitHet gaat te goed! Doe daar wat aan!
Timmer gaten in mijn muren,
smijt een dreigbrief door het raam
en jaag de schimmel in mijn boeken,
laat de buurt mijn kop vervloeken,
sluit het gas af, doof het licht
en laat een ouderwetse winter
door de waterleiding gaan.
Boek mij voor een habbekrats
in godverlaten oorden, waar
mijn woorden in het schuim verzuipen
van de bierpomp op het plein.
Laat mij spreken voor holle zalen
en zet daar espressomachines bij aan,
laat mij 's nachts op weg naar huis
bij opgeheven haltes staan.
Laat honderd slechte epigonen
mijn hagelwit blazoen besmeuren,
laat mijn werk niet leven maar gebeuren
in een voetnoot van een slecht geschreven
doctoraal. O, laat alleen journaille
en het zwaarbelegen recensentendom
mijn werk waarderen. Geef mij nul
op het rekest, dat zal mij leren!
| |
[pagina 18]
| |
volièreLiefde is een schaduwrijke wielewaal
die nestelt in je hart. Zij broedt op eieren
van wind, of kalk, ik weet het niet,
ik hoor alleen een droeve koekoek van verdriet
terwijl ik mij met witbescheten schouders
door de uilenballen werk, ergens zeilt
de adelaar die ongenadig aan mijn lever pikt
en krijst van liefde, die onsterfelijk
verderfelijke nachtegaal -
|
|