[637]
Deze maand
In of omstreeks december is het menselijk karakter veranderd. Dat schreef Virginia Woolf over het jaar 1901, maar wie een eeuw later de pas inhoudt en om zich heen kijkt, kan haar observatie slechts herhalen. Wij zijn anders geworden, wij verschillen van voorheen. Ecce homo: naïef zonder bijpassend optimisme; cynisch zonder bijbehorende eruditie; wereldwijs zonder bijvijlende stijl. Ik vrees dat we typisch eigentijds maar niet erg modern zijn.
Wat ik beoog te zeggen, is dat we leven in een tijd die kosmopolitisch en cybernetisch heet, maar dat we zowat alles missen om te voldoen aan de vereisten daarvan. Wij zien elke uithoek van de wereld, maar ons blikveld verengt steeds strakker op gelijkgestemden rondom, en onze culturele horizon hecht zich steeds krampachtiger aan een nostalgische relatie met het verleden. We zijn op een zonderlinge wijze dorpser geworden in een globaliserende wereld. Dit is niet erg, en in deze diagnose steekt niets van een bezwaar tegen de geest der tijd. Beperktheid is geen zonde, hoogstens een aandoenlijke karaktertrek. Beperktheid gaat pas jeuken wanneer zij niet wordt omzwachteld door het besef eraan te lijden. En als de eigentijdse mens ergens gebrek aan heeft, dan is het juist aan die zelfkennis. Wat wij verloren, is het perspectief deel te zijn van een traditie van beperktheid, van een geschiedenis van worstelen tegen de wind, van een eeuwenlang struikelen naar onbekende bestemming.
In of omstreeks december blijkt het menselijk karakter veranderd, wil ik maar zeggen. Hoe precies, valt moeilijk onder woorden te brengen. Ik bedoel hier niet alleen dat Joost Zwagerman ten onzent nu geldt als ‘de belangrijkste essayist van zijn generatie’ en Manon Uphoff als ‘een betoverend essayiste’, zoals twee serieuze landelijke kranten dat uitdrukten. Ik bedoel ook niet alleen dat wij collectief leden aan gratuit heldendom toen de media gewag maakten van horden voetbalsupporters die de vertoning van een Ajax-film zouden verstoren (er kwam een chique handtekeningenactie onder intellectuelen, maar niemand onderzocht het misverstand tussen politie en de bioscoop), en ik bedoel evenmin alleen dat Nederlandse politieke voormannen zich tijdens de recente Europese Top op de borst sloegen daar zij één stem meer dan België hadden veroverd (doch een stem minder dan Roemenië). Neen, ik bedoel niet iets banaals, maar iets ongrijpbaars, iets onbeschrijfbaars misschien, iets onbevatbaars waarschijnlijk, maar desalniettemin iets dat onmiskenbaar is.
Het is misschien de schuld van de decembermaand. Dit is immers de maand dat de gemeenplaatsen de overhand hebben. Het ergste is dat een gemeenplaats een zonde is tegen de nieuwsgierigheid. En wanneer men dan per se moet bepalen waarin het menselijk karakter is veranderd in of omstreeks de maand december, dan is het waarschijnlijk dat nieuwsgierigheid het heeft afgelegd tegen de gemeenplaats.
Vandaar wellicht dat deze maand het Hollands Maandblad uit louter nieuwsgierigheid vooral grensgebieden verkent. Frits Bolkestein beschouwt het niemandsland achter het imago van Ter Braak als tijdloos intellectueel; Rik Kuethe observeert het ongezouten leven als fantasie en werkelijkheid of vice versa; Maarten 't Hart speurt op de zoutvlakten van de vaderlandse literaire kritiek naar een oase; Jaap Schermerhorn beziet de drie hoofdwetten van het bestaan; Martin Bril voert ons mee op een enkele reis met richting melancholia, en F. Willemse beschrijft hoe de mens nimmer aankomt waar hij heen wil. Voorts poëzie van Paul van den Hoven en van Bartle Laverman. Genoeg om deze maand optimistisch, erudiet en stijlvol door te brengen. - bb