Journaal
door J.J. Peereboom
Mensen die ik of wij niet meer zien, dat wil zeggen met wie geen afspraken meer gemaakt worden: het zijn er nogal wat. Laten wij zeggen tientallen, bij benadering.
Soms zijn zij het die niet meer van zich hebben laten horen, soms waren wij het, wat minder opvalt. Soms kwam het door een tekort aan plezier of belangstelling - ‘Eigenlijk houd je er niets bijzonders van over’ -, soms door een grief of verwijt - ‘Ze hadden ten minste eens mogen opbellen.’
Als onze paden elkaar weer eens kruisen zullen wij in enkele gevallen een ontwijkmanoeuvre maken. Meestal zullen wij elkaar op een toon van kleine vriendelijkheid vragen hoe het gaat. Soms bij verrassing fleuren wij op: ‘Wat is het lang geleden, wij moeten gauw weer eens, alleen hebben wij geen agenda bij ons!’ - en dan proberen wij het misschien weer.
Intussen duurt met vele van de wegblijvers de relatie voort in mijn verbeelding. Jullie zijn er nog, sommigen bijna dagelijks lijkt het, enkelen behorend bij bepaalde handelingen: altijd dezelfde als ik de badkraan dichtdraai, soms een bepaald iemand als ik mijn deken rechttrek, een derde bij het kaassnijden.
Bij tijden heb ik ze groepsgewijs in gedachten, niet zichtbaar, onduidelijk hoorbaar als een onzichtbare verjaardagsmiddag bij de buren.
Zij helpen het verleden indelen: al heel lang, nog niet erg lang, sinds kort. Soms stel ik mij voor dat ik met een van hen weer een uur lang in gesprek zou zijn. In de auto, terugkerend naar Amsterdam uit ergens in het land. Meerijden? Natuurlijk, dat kan best.
Het gesprek zou makkelijk verlopen, net als vroeger.
Zouden wij zelfs praten over de vervreemding hoe die gekomen is?
Nee, dat doen wij niet.
Dat doe je niet, dat doe je niet.
Hoogstens zeggen wij bij het afscheid: ‘Als je nog eens vervoer nodig hebt...’
*
Conversatielessen worden voorzover mij bekend alleen aangeboden om buitenlandse talen te leren spreken, niet Nederlands. Zij zouden nuttig zijn om op recepties en gezellige avonden het gesprek gaande te houden en te variëren, soms om het af te remmen.
Het lesprogramma moet gevoelig voorbereid worden.
Beginnen met openingszetten zoals: ‘Ik zocht eigenlijk de witte wijn, of is die op?’
Dan lessen over het toepassen van ideeën op familieverhalen en vakantieverhalen en vakantieherinneringen, zodat een gedachteuitwisseling mogelijk wordt; daartegenover het illustreren van ideeën met verhalen en herinneringen, om van de abstractie verlost te worden.
Vervolgens ontwikkeling van het kritisch vermogen, om wanneer een gesprek te non-controversieel wordt te bepalen of het aan onszelf ligt of aan de ander; dan naar gelang van de conclusie hierover iets controversieels inbrengen zonder de ander verbluft of gekwetst te doen zwijgen.
Niet vergeten technieken om van een gesprek af te komen als het eindeloos dreigt