Hollands Maandblad. Jaargang 2000 (626-637)(2000)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] Paul Gellings Opium Vannacht geweigerd om te slapen, maar thee gezet, een pijp gepakt en doorgerookt tegen de uren in, tegen de muren in, totdat ik niet meer thuis was. Achter de populier al gauw een gifgroen licht, niet van de dag, niet van de nacht, een berg van safraan verrees te midden van een keten stenen ruggen. Lang zitten kijken vanaf dit nieuw terras naar groenvergulde bergkammen. Ik was alleen. Ik zweeg het van de daken. Ik zweefde eenzaam in een put van lucht. Ik was doofstom en blind en lam, maar hielp mijzelf ten slotte toch de tijd weer in. De morgen was april: bloesemende bomen veranderden verlaten straten in witte boulevards. De zon was in gevecht met natte kou. De stoepen buiten zacht als kussens. En ik wist dat ik moest lopen, eindeloos moest lopen, de stad in en eruit, en dat moest blijven doen, totdat ik wakker werd. [pagina 12] [p. 12] Cupido Hij leeft het liefst in houten tuinen: vlonders, vijvers, dakterrassen midden in de lucht. Het is hem nooit onwerkelijk genoeg. Geef hem Babylon maar temperatuurloos en windstil. Allang heeft hij het stinkend humushof verlaten, de sleetse kippen, de rafelige pauwen. Met wat oer genoemd wordt heeft hij niets, is nog maar nauwelijks een tuin van Eden. Hij leeft het liefst in houten tuinen samen met betonnen vrienden en een schaal vol fruit en schelpen waarin duiven lachen, zweten, zuchten, baden. Het liefst op dakterrassen onder lauwe wolken - niet achter een kasteel op zondagmiddag met een gemanicuurde doolhof of een fontein met prisma's zwevend in haar nevel. Zie zijn hart ten slotte drijven waar het ligt: in deze torenhoge hoerenbuurten, planken boven op de stad, verend ledikant onder zijn ontmoetingen. Vorige Volgende