die spot. Er verschenen nieuwe mensen om mee te spotten, en wie was De Clairville ook alweer?
In 1983 werd zijn assistente Katja Liposvka tot 4 jaar gevangenisstraf veroordeeld. Ze was medeplichtig bevonden aan mensenhandel.
Niet lang daarna werd het instituut ontbonden. In een van zijn laatste interviews voor de Zwitserse televisie zei De Clairville, ‘liefde is thuiskomen, ik heb het gevoel dat ik eindelijk ben thuisgekomen.’
‘En hoe ziet uw toekomst eruit?’ vroeg de interviewster.
‘Ik ga een boek schrijven,’ zei hij, ‘een boek over mijn moeder.’
Niet lang daarna was er geen Nicolai de Clairville meer. Hij verliet Europa en veranderde zijn naam in Fryer. Waar was hij geweest? Cuba, de Dominicaanse Republiek, St. Maarten. Een mistige waas was het in zijn geheugen, tot hij in 1993 opdook in de Verenigde Staten.
‘Ik heb van mijn fouten geleerd,’ zei hij tegen kennissen, ‘ik doe in tuinmeubilair.’
‘Als ze er over tien minuten niet is,’ zei hij, ‘ga ik naar boven.’
De Peruaan luisterde naar de radio. De files en het weer, meer hoefde je van de wereld niet te weten. Als alles was gezegd en gedaan, was dat wat je overhield.
Met een advertentie begon het. Een onschuldige advertentie: ‘Fryer Tuinmeubilair zoekt jonge enthousiaste mensen voor de verkoop. Goede betaling.’
Caroline meldde zich. Tuinmeubilair leek haar beter dan met vieze borden rondrennen in een restaurant. ‘Bovendien,’ zei ze, ‘krijg je daar spataderen van.’
‘Wat krijg je daarvan?’ vroeg Fryer.
‘Spataderen,’ zei Caroline. ‘Van dat rondrennen.’
Hij neemt haar aan en daarna verschijnen er opnieuw witte vlekken in Fryers geheugen, meer dan ooit eigenlijk en tussen al die witte vlekken door hoort hij zichzelf zeggen, ‘liefde is een mysterie dat niet in een eenvoudige filosofie te vatten is.’
De nieuwe collectie is net binnen, parasols, tafels, ligstoelen, alles voor de barbecue en alles in felle kleuren, want felle kleuren zijn in deze zomer, ook voor tuinmeubilair. Hij loopt door zijn magazijn, maar hij ziet zijn voorraad niet, hij ziet de liefde, die achter hem aan loopt. En voor het eerst in jaren denkt hij niet aan Brutus als hij voetstappen hoort. Hij denkt ook niet aan De Clairville, of aan dweepzucht die hij voor bewondering aanzag, hij denkt zelfs niet aan zijn successen die voetnoten zijn geworden in de theater-encyclopedie van de twintigste eeuw.
‘Thuiskomen,’ zegt hij, ‘weet je wat dat is? Dit is thuiskomen.’
Caroline is actrice. Althans ze wil het worden. Caroline is bang voor spataderen. Maar waar Fryer is, is geen angst, Fryer is voorbij alle angst.
Fryer is Tibet. Desillusie vermomd als wijsheid, ongeloof aangekleed als idealisme, eindelijk is hij weer het orakel dat in zijn eigen voorspellingen gelooft.
Waar houdt vriendschap op en begint de romance? En wat is er te zeggen over die onweerstaanbare cocktail van ijdelheid, onzekerheid en onwetendheid, die cocktail die Caroline altijd zoveel geluk had gebracht? Niets.
De mensen zeggen, je moet roeien met de riemen die je hebt, en als je geen riemen hebt, doe je het met je handen.
Fryer vraagt zich niet af wie Caroline ziet als ze naar hem kijkt, hij ziet te veel in haar.
‘Zo'n stoel zou ik in mijn tuin willen hebben,’ zegt Caroline.
Hij hoort het niet, hij legt uit wat toekomst is.
Ze gaat in de tuinstoel zitten die ze in haar tuin zou willen hebben.
‘Zo'n stoel zou ik in mijn tuin willen hebben,’ zegt Caroline.
Ze strekt haar armen naar hem uit, als een baby in een box. Ze wil alleen maar