Dat ligt binnen ons bereik. Vervolgens desgewenst toegang tot de grote zaken: Amerikaanse verkiezingen! - aex tien punten lager! - Chinese dreigementen! - meevaller van tien miljard voor overheid!
Het kan geen kwaad om kennis te nemen van enkele gebeurtenissen in de buitenwereld. Een mens voelt een bescheiden belangstelling. Wat niet hoeft is iedere dag koeien van letters, en morgen weer zo'n dag.
*
In een recente Times Literary Supplement besprak Samuel Brittan een boek van Robert H. Frank, Luxury Fever, waarin de oude vraag behandeld wordt of geld gelukkig maakt. Het antwoord, tenminste wat Brittan eruithaalt, is dat geld tot een zeker inkomen de mens gelukkiger maakt, daarboven niet meer.
Wat mij dwarszit is dat in zulke overwegingen vaak happiness en satisfaction als synoniemen gebruikt worden: geluk en tevredenheid. Dat iemand zich tevreden voelt als zijn inkomen omhooggaat van 75.000 gulden naar een ton kan ik mij voorstellen; dat het hem gelukkig maakt, onmogelijk.
Definieer je begrippen, is hier de eis.
Heel goed.
Geluk kunnen wij ondervinden wanneer een emotie of een idee of een waarneming of een handeling onze alledaagse kabbelende gedachtenstroom in versnelde beweging brengt, gericht op een ongewone beleving. De ondervinding, kort of lang, licht of hevig, kan niet anders dan voorbijgaand zijn. Dit moet ik proberen vast te houden, denkt de geluksvogel soms: als het lukt zal mijn leven een stuk mooier zijn.
Het lukt niet.
Tevredenheid, satisfaction, is een ander levensgevoel. Er bestaan veel jammerlijke toestanden in de wereld, ook vlakbij zonder dat wij er acht op slaan; intussen, zoals Frans Halsema zong, zitten wij hier lekker, wij zitten hier okay. Dat is tevredenheid.
*
Eens in de zoveel dagen neem ik de hond voor de avondwandeling mee op de grote lus, van vijfentwintig minuten. Dan komen wij langs een reeks koele dure huizen waar zelden leven waarneembaar is, alsof de bewoners liever uit varen blijven op de Middellandse Zee. Alleen in het laatste ervan is de voorkamer achter de netgordijnen zwartblauw verlicht, te mat om bij te lezen. Tussen elf en een 's nachts staat gewoonlijk de televisie aan, en er zitten als ik het goed zie twee kerels in lage stoelen naar te kijken.
Andere tv-kijkers die ik achter hun ramen zie, zitten er opgestoken bij als verjaardagsbezoekers zonder conversatie. De twee kerels zijn een mysterie. Zij zouden uit het werk van Harold Pinter kunnen komen: zij wachten op een telefonische oproep, waarna zij hun revolvers in de holsters zullen laten glijden en de auto nemen naar een gemompeld adres. In werkelijkheid zullen zij misschien tegen enen woordeloos opstaan, de tv uitknippen en de zwartblauwe kamer verlaten. Ik stel mij voor hoe in de gang de een de ander aankijkt, die de onuitgesproken vraag beantwoordt met een negatieve knipper van zijn oogleden.
Even vreemd en minder afwijzend doen de twee kamers-en-suite zich voor van een huis hier om de hoek waar de hele avond alle lichten op zijn, wel een stuk of twaalf schemerlampen en muurlampen, terwijl er nooit iemand zit. Het is een gastvrij gemeubileerde ruimte, met een grote eettafel en hoge stoelen; verder naar achteren een zithoek en nog een zithoek denk ik, bij de tuindeuren; en geen mens die er gebruik van maakt.