Met de trein
door Anton van de Wardt
Er gaat een trilling door het huis. Direct daarna volgt het bonkige geluid van een passerende trein. Ze drukt haar bekken tegen de middenpoot van de console, sluit haar ogen en laat de trilling tot diep in haar onderlijf doordringen. Als de vibratie afneemt legt ze de eyeliner naast de lipstick en loopt naar het raam. Aan de linkerkant schiet het laatste restje trein uit haar beeld: een gele streep door een ijl-groen landschap.
Midwinter.
‘Prachtlokatie,’ stond er in de advertentie. ‘Aan de buitenkant van een vestingstadje met uitzicht op de rivier.’ Pa was met hen meegereden. Liep met een ernstig gezicht door de grote muffe kamers en zei alleen maar: ‘Schitterend huis, Jessica. Maar als er een trein over de brug komt lig je te schudden in je bed.’ Han liep opgetogen rond, met een gezicht dat uitdrukte: pas op, dit laat ik mij door niemand meer afnemen.
Voorzichtig calculerend had ze de opmerking van pa naar Han doorgeschoven. ‘'s Nachts rijden er geen treinen,’ zei hij en lachte heel lief.
Ze kochten het huis met al die donkere kamers. Han zorgde voor licht, de juiste inrichting en iedereen zag dat het goed was.
‘Meid, wat een prachtig huis en dat uitzicht. En zo bijzonder ingericht, je kunt wel zien dat Han...’
Getrouwd met en conservator.
Ze loopt de badkamer uit. Het huis is schitterend. Het trappenhuis bestaat uit drie delen, onderbroken door plateaus die met een balustrade zijn afgezet. Ze legt een hand op de leuning. Het hout geeft een nauwelijks merkbare trilling door. Ze blijft staan, sluit haar ogen en concentreert zich op de sensatie in haar onderlijf.
Op de achtergrond rinkelt de bel bij de overweg.
Elk half uur passeren er twee treinen. Vanaf het begin van de spoorbrug tot voorbij het stationnetje veroorzaakt dat een trilling van precies een halve minuut.
Een halve minuut prettig gevoel.
De eerste treinen komen morgens tegen zessen. De laatste 's nachts tegen half twee. De brug dreunt als zo'n gevaarte de rivier oversteekt. Gedurende de dag is het geluid minder, wordt geabsorbeerd door de overige geluiden. ‘Overdag horen wij de treinen nauwelijks door om-ge-vings-ruis,’ articuleert Han altijd wanneer hij bezoekers rondleidt.
Langzaam, heel langzaam daalt zij de treden af. Voelt zich een debutante op weg naar de balzaal; jonge mannen in uniform kijken verrukt omhoog als zij in een avondjurk met diep uitgesneden decolleté naar beneden schrijdt.
In haar kever ronkt zij onder de poort door. Hobbelt over de keitjes van de Marktstraat en komt aan de andere kant, door eenzelfde eeuwenoude poort, uit in een nieuwbouwwijk. In de supermarkt pakt ze een pizza, sla, tomaten en zet wat verderop een krat pils onder op het wagentje.
‘Moet je nog boodschapjes doen?’ kan Han soms vragen, alsof ze dat alleen voor de gezelligheid doet.
Ze loopt naar het schap waar de chocolade ligt, en kiest de moccaboontjes. Thuis zet ze de Volkswagen in de garage, stopt de moccaboontjes in haar jaszak en loopt over de dijk in de richting van de spoorbrug.